maandag 25 april 2011

Een tatami met vakjes (1)

Mitesco is niet alleen een groot judoliefhebber, maar ook iemand die van andere sporten houdt – als het maar een beetje niveau heeft. Eén van die sporten is een denksport, en wordt beoefend op een grote tatami met vakjes: het schaakbord.

Schaken

Waar het schaken precies vandaag komt, is niet bekend. Het is duizenden jaren geleden ontstaan, zoveel is zeker, en niet in ons werelddeel. Het moderne woord ‘schaken’ komt vanuit het Perzisch, waar de ‘shah’ de koning is (was). Schaken is in de Perzische en latere Westerse cultuur een koningsspel.

Het mag niet verwonderen dat schaken niet alleen in het Westen een grote bloei heeft gekregen, vanaf de Middeleeuwen. Al véél eerder was het in India, China en Japan in opkomst. In China en Japan is het meer een militair spel, waarbij de generaal een hoofdrol heeft. Het Chinese xiang qi en het Japanse Shôgi (将 = generaal 棋 = spel) is ondanks de verschillen in regels duidelijk herkenbaar als ‘schaken’.

In welke variant het ook bestaat: altijd wordt de hoogste rang op het bord ‘mat’ gezet, overwonnen, beter gezegd: schaakmat is ippon: totale controle.

Overeenkomsten tussen judo en schaken

Net als het judo is het schaken een geweldloze krachtmeting tussen twee partners. Het komt daarbij aan op een zekere mate van vaardigheid, maar vooral op het krachtenspel tussen twee personen. Het is in de basis een spel van aanval en verdediging, met de bedoeling de ippon te scoren in een schaakmat of opgave/submissie.
Uiteraard is het overwinnen van de ander het doel, maar de weg daarheen is: beweging. Schuiven (bijna tsugi ashi) over een bord of mat, gebonden aan een aantal basisregels, maar verder vrij.

In het schaken is net als in judo, het flexibel inspelen op elkaar het belangrijkste. Hierbij is niet het inspelen op elkaars fysieke energie in het spel, maar de mentale energie. Tori in het westers schaken is zwart. Uke is wit. Want alle zetten van tori zijn vanaf zet één ‘go no sen’, dat wil zeggen: reageren. En daarin komt het judo-achtige van schaken helemaal tot uitdrukking. Strak zet-na-zet, reageren op elkaar, en daarbij de volgende zet baseren op de beweging van de ander.
Schaken is dus een mentaal spel van reactie-actie. Dat wil zeggen, dat tori en uke – ik noem de partners maar even zo – door de beweging proberen aan te voelen welke kant de ander op gaat bewegen. Schaken is, anders dan de meeste bordspelen, op geen enkele manier afhankelijk van toeval. Beide spelers leggen hun lot in elkaars handen, en alles is afhankelijk van hun keuzes en stappen. De fout van uke leidt tot de techniek van tori: zet en slag. Als tori een stuk van uke slaat, is dat een geslaagde worp, waardoor de positie van uke verzwakt wordt, tenzij tori een stuk ‘offert’ in een sutemi-waza, met als gevolgd dat uke uiteindelijk een belangrijker stuk verliest. Men zou het ook een renzoku-waza kunnen noemen: tori lokt uke uit zijn tent, deze beweegt een stuk, en vervolgens slaat tori. O ja, het schaken kent in zetten honderden ‘combinaties’, met verschillende stukken.

Schaken is principieel beweging. Het aantal mogelijke zetten en combinaties in het schaken is bijna onberekenbaar groot. Een schaakcomputer heeft een sterke processor nodig. En dan nog. Schaken is zeker zo beweeglijk als twee judoka die over de mat bewegen en in elke denkbeeldige richting kunnen balanceren.

Observatie en strategie

Anders dan in judo, is er bij schaken geen sprake van fysieke kumikata. Wel mentale pakking. Twee schakers moeten elkaar wel degelijk ‘aftasten’, en daarvoor zijn de openingszetten van belang. Het schaakbord is in aanvang bijna een kata-situatie op de mat. Vanuit een uitgangspositie zorgvuldig voortbewegen met de stukken, vergelijk het met de pionnen als de eerste voetstappen, en de andere stukken als de ledematen die bewegen om pakking te krijgen. Daarna volgt het middenspel, een soort randori waarbij uke en tori elkaar beurtelings vast hebben. In het eindspel is er sprake van de katamewaza, waarbij met weinig overgebleven stukken wordt toegewerkt naar de submissie.
Maar het belangrijkste proces is het mentale. In de zetten van uke krijgt tori een gevoel van diens strategie. De kumikata van schakers is mentaal van aard, en wordt aangestuurd door de ogen die zetten observeren.

Jigoro Kano heeft het mentale proces van de judoka beschreven met observatie (kansatsu) als eerste stap: Bij randori en judotraining oefent men niet alleen, maar men moet de anderen ook observeren. Alleen dan kan men weten hoe men worpen effectief moet inzetten, of hoe men valt enzovoorts. Op die manier opletten en verschillende situaties zien, dat noem ik observatie.” (1889)
Maar vervolgens moet de judoka ook zijn verstand laten kraken en zijn observaties leren herinneren en toepassen: “Bij de judotraining is het vooral in het begin nodig, om het geleerde op te volgen. Daarom moet men het geleerde in herinnering houden. Zo gebruikt men de capaciteiten van het geheugen op een veelzijdige manier en vormt men het verstand.” (idem)

Bij schaken kan een judoka leren hoe hij zijn verstand scherp kan ontwikkelen in relatie tot een ander. Wat doet hij? Wat is hij van plan? Is hij aanvallend of niet? In elke zet verraadt de ander wat een judoka verraadt in zijn beweging. De ware grootmeester in het schaken is niet in de eerste plaats goed in zijn eigen slagkracht, maar in het begrijpen van de zetten van zijn partner. Wie de ander aanvoelt, kan pas zelf goed vooruit. Net als bij het judo, moet je de ander daarbij niet in de ogen kijken, maar iets lager. In het schaken: op het bord. Daar zie je alles. Daar verklapt uke zijn technische geheimen aan jou. Schaken is aanvoelen met je verstand en je geest. Waar kennen we dat van?

Het geheim van schaken is uiteindelijk: de ander zó goed begrijpen, dat je zelf wel tien zetten vooruit kunt denken. Je voelt bijna haarzuiver aan hoe de ander gaat bewegen en elke beweging van jou anticipeert daarop, laat de ander struikelen over zijn eigen bewegingen. Jazeker, op mentaal niveau duwen en trekken, balansverstoring voorbereiden, tot de worp-en slagfase en pang! Score. Net als in goed judo, is de zet van tori gebaseerd op de misstap van uke, en uke gééft zijn mentale energie, terwijl tori die néémt. Een goede judoka voelt vanuit de aftastende pakking al tien stappen van tevoren waarheen hij uke zal krijgen. Wat een parallel tussen tatami en schaakbord!

Ik heb afgelopen winter een tiental partijtjes schaak gespeeld met een jongen (ex-judoka ook) die erg verdedigend speelde. Na twee potjes had ik vrij exact door wat zijn arsenaal was en kon ik zijn zetten goed inschatten, in zoverre, dat hij ook nog veel fouten maakte tegen zijn eigen strategie, zodat ik me steeds moest aanpassen. Het was uiteraard wel tien keer mat bij hem. Ik heb hem nooit op de mat gezien, maar ik kan na tien potjes schaken zijn judo ook wel inschatten, en ook waarom hij ermee gestopt was…

Shogi

Na het Westers schaken, waarin ik aardig meekom, zou ik nu nog graag het Japanse schaken, het Shogi leren. Trevor Leggett, de grote Britse budo-deskundige heeft er een diepgravend boek over geschreven, waarbij de parallel tussen judo en Shogi nog eens extra duidelijk wordt. Shogi werkt niet met wit en zwart, maar met wit en wit. (Hoe komt dat toch?) Bij welke speler het stuk hoort, hangt af van de richting waarin ze op het bord staan. De stukken zijn niet herkenbaar aan een bepaalde vorm, maar aan de kanji die er op staan. De regels zijn niet al te moeilijk (voor wie al kan schaken) maar wat het bijzondere is, zijn de mogelijkheden om stukken te promoveren (als ze in de zone komen waar de stukken van de ander staan) - dan draai je ze om. Bovendien kun je stukken die je bij de ander geslagen hebt, terugplaatsen op het bord, maar dan in omgekeerde richting. Daar zie je optimaal hoe tori in Shogi de misstap/energie van uke volledig kan gebruiken om uke kuzushi te maken: de energie wordt volledig overgenomen en tegen hem gebruikt!
Shogi lijkt mede daarom nog véél meer op judo dan gewoon Westers schaken. Maar qua mentaal proces, het aanvoelen van elkaar, en het observeren en handelen, is het identiek.
O ja, en bij Shogi wordt gesproken over vaardigheid in gradatie. Drie keer raden. Vijftien kyu-graden en zes dan-graden. Haha!

Harmonie

Uiteindelijk is schaken, net als judo, slechts een schijnbare competitie. In feite is het behalen van de ippon en de schaakmat (de submissie), in de eerste plaats in interactief gebeuren tussen twee personen. Een spel van geven en nemen, waarmee je elkaar verrijkt. Twee judoka die elkaar door en door kennen, zijn bijna niet te werpen als ze even goed zijn. Bij het schaken is dat net zo. Het Shogi gaat in dat harmonie zoeken nog een stap verder. Als er een speelsterkte verschil is tussen de spelers (vandaar die kyu/dangraden!) mag de hoogste graad een aantal stukken niet gebruiken. Dát is judo! De ander volledig tegemoet komen. Randori zoals het bedoeld is! Niet als tegenstander sterk zijn en de ander verpletteren, maar helemaal één worden in het spel.
Er is méér judo dan alleen het fysieke werk. Er zijn wel meer plaatsen waar een tatami ligt. Overal waar mensen op een harmonieuze manier met elkaar actief zijn, geven en nemen, ligt een stukje mat. Voor mij ligt die absoluut ook op het schaakbord.

Reacties zeer welkom!

zaterdag 16 april 2011

Bekentenissen van een shodan

Maak u geen zorgen, ik heb niks te bekennen. Degenen die mij kennen, weten dat ik nog steeds erg gelukkig leef met een bruin bandje om mijn buik gewikkeld. Zeg nooit nooit tegen de eerbiedwaardige dangraad, maar onderstaande tekst van een zekere Dave op één van de Engelstalige judofora laat zien dat het ware meesterschap meer gelegen is in… nederig bekennen dat je een leerling bent, niks meer dan een leerling. En dat je klasse toont als je dat ook eerlijk toegeeft.
Vandaag was één van die dagen dat ik me schaamde om een shodan te hebben. Dit had nu eens niks te maken met prestaties in randori, als wel met kennis. Vanmorgen bezocht ik een Judo club waar ik nog nooit geweest was [note: de auteur leeft in Tampa, FL, een stad met 335000 inwoners]. Ik verveelde me en ik wilde eens iets anders proberen. Ik wist dat deze club meer een traditionele club is, terwijl de meeste clubs in mijn omgeving wedstrijdgericht zijn. Er waren alleen een van de instructeurs (een 4e dan) en ik aanwezig. Hij gaf me een fantastische les over kuzushi en het gebruiken van je handen en het stappen. Een les die ik nooit eerder had gezien of meegemaakt. Ik heb wel gelezen over dingen als kuzushi en het gebruik van je handen, maar als het je echt onderwezen wordt door een sensei… en ja, deze kerel was echt een sensei.

De reden waarom ik me zo schaam, is, omdat wat deze man me leerde eigenlijk iets is wat hij waarschijnlijk aan al zijn studenten leert, inclusief de beginners. Zij worden geconfronteerd met principes en lessen die ik niet krijg. Ik ren heen-en-weer tussen allerlei clubs in mijn eigen omgeving en de meeste van hen zijn allemaal hetzelfde. Ze doen allemaal aan wedstrijdjudo en zijn gefocust op training van atleten. Het is zo vreemd voor me om een les te krijgen om efficiënt te zijn in Judo. Er zijn zo veel mensen die er over praten, maar zo weinig mensen die het echt kunnen onderwijzen. Ik kan het aantal lessen zoals deze tellen op de vingers van één hand. De meeste clubs doen warming-up, laten een worp zien, en dan doet iedereen dat na. Daarna zien we misschien nog een paar worpen, gevolgd door oefening en wat randori. Misschien grip-fighting gemengd met uchi-komi. Dat is wat mijn programma was voor het merendeel van mijn vijf jaar in judo. In die situatie heb ik best aardig uitgeblonken in de zin dat ik de dingen die men beoefende, goed deed. Mensen met een lagere graduatie kunnen me meestal niet werpen, tenzij ze idioot atletisch zijn. Maar ja, sinds ik tot shodan ben opgeklommen voel ik wel dat ik méér wil. Eigenlijk voel ik dat mijn judo op een soort dood punt kwam. Ik weet dat er een heleboel mensen zijn die zeggen dat een doorbraak vaak pas komt als je op een dood punt bent aangekomen. Maar daar twijfelde ik aan, omdat elke vooruitgang die ik zou kunnen maken, alleen maar kon verbeteren wat ik altijd al doe.

Ik heb het gevoel dat er nu een hele nieuwe benadering van het Judo aan me is voorgesteld. Toen ik dat allemaal leerde, dacht ik: "My goodness, ik weet dat dit allemaal relatief basaal gedoe is en wáárom heb ik daar nooit wat over gehoord?” Alles wat hij me leerde, was zinvol alveronderstel ik dat het begrip en de uitvoering voor een beginner nog niet binnen bereik kan zijn.

Dat allemaal terwijl ik als shodan in de club waar ik normaal kom, beschouwd word als een persoon die onderhand moet assisteren bij het lesgeven! Nee, daar ben ik het dus niet mee eens. O ja, ik kan wel assisteren bij basistechnieken als ukemi, maar ik moet duidelijk nog heel veel leren. Eigenlijk… als ik zie wat ik nu heb geleerd, moeten de meeste leraren waarbij ik heb gestudeerd óók nog geel veel leren. Het klinkt misschien hard om dat zo te zeggen, maar als zij deze principes zouden begrijpen, zouden zij die ook onderrichten in plaats van te zeggen: "eronder en laten knallen". Natuurlijk, dat werkt wel voor iemand van twintig, maar als je 36 bent zoals ik, merk je dat je wat langzamer wordt. Vandaag heb ik voor het eerst ervaren dat als het op judo aankomt, al dat grip-fighting erg inefficiënt is. Ik ga nu begrijpen wat mensen als Cichorei Kano [op het judoforum] bedoelen als ze zeggen dat ze hun partner toestaan elke pakking te doen die ze willen en vanuit die situatie werken om hun judo te laten verbeteren…

Tot zover de ontboezeming van een bekeerling voor het echte judo. Maar ook iemand die binnenkort van dojo gaat wisselen, lijkt me. Je moet het maar ontdekken...
Een echte leraar kan méér dan alleen het standaardlesje. Hij is in staat om met alle principes te spelen en ze toe te passen vanuit een basis. Helaas moet ook ik zeggen dat ik wel eens lessen meemaak waarbij de leraar er zelf niet alles van lijkt te snappen. En ik hoor meer van dergelijke verhalen. De judoka die daaraan overgeleverd zijn, krijgen een zelfde ervaring als Dave als ze dan op een dag een dojo binnenstappen waar de sensei het écht blijkt te snappen…

donderdag 14 april 2011

Panem et circenses

De beste dingen, die echt kwaliteit hebben, zijn zelden populair. Mensen zoeken meer naar snel-en-gemakkelijk, en Judo is dat niet. Er zijn meer mensen die uit hun bed komen voor een paar zeer middelmatige muzikanten die nauwelijks drie akkoorden kunnen spelen, dan voor een pianoconcert van Beethoven. Er zijn meer mensen die naar een stompzinnige film gaan als Sex and City, met een paar kleinzielige schoenfetisjisten met niet eens een splintertje serieus denken in hun lege hoofden, dan dat ze naar een serieus toneelstuk of een serieuze film gaan die over écht belangrijke dingen gaat. De appreciatie voor kwaliteit is niet in tel in ons land. Mensen zoeken voor snelle oplossingen, willen vermaakt worden, willen een realiteit die in oneliners te vatten is. Ze lezen meer flutblaadjes dan belangrijke literaire werken. Ze kijken meer naar de vorm dan de inhoud. Hun gesprekken worden beheerst door roddel in plaats van door ideeën. Dus, waarom is iedereen zo verbaasd dat judo niet populairder is? Het is een filosofie en een way-of-life die substantiële training vereist, opvoeding, oefening, en toewijding om vooruitgang te maken. Dat kun je niet een-twee-drie zo even doen. (Richard Riehle, Facebook 14-4-11)

Niveau

Heel af en toe mag je iemand ontmoeten die boven het gemiddelde niveau uitstijgt. Richard Riehle is zo iemand: een gepensioneerd militair en judoka met bijna 60 jaar mat-ervaring uit Amerika. Van een man tegen de tachtig mag je onderhand wijsheid verwachten – al zitten er in de seniorenflats ook heel wat mensen *kuch* de hele dag domme soaps te kijken. Ik lees Richard’s berichten op forums en facebook graag. Soms kom je een tiener tegen die ook wonder-boven-wonder heeft geleerd om na te denken, en de durf heeft om alternatief te zijn. Zeldzaam, dat wel, zéér zeldzaam, je weet bijna niet wat je meemaakt als je een jongere tegenkomt die serieus naar wijsheid zoekt. En tussen de beginjaren des verstands en de jaren van ouderdom, kom je alles tegen, maar helaas steeds… maar zelden mensen die zelfstandig nadenken en zelf gedisciplineerd kiezen, en zich daar dan ook aan houden. Mensen met enig niveau… waar zijn ze? Is New Kids Turbo nou echt een afspiegeling van onze samenleving: lui, lomp, leeg?

Ik wil niet leren

Judo is een weg van opvoeding. Niet alleen het fysieke spelletje, maar ook en vooral - zoals de Stichter zegt – een weg van intellectuele en morele opvoeding. Maar de meeste mensen, zelfs judoka, wíllen helemaal niet opgevoed worden. Wat zij wél willen? Niks. Gewoon wat ze altijd doen. Niet nadenken (geen intellectuele training dus) en niet werken aan hun perfectie, voor zichzelf en de samenleving (geen morele training dus). De meeste mensen willen maar één ding: dat ze met rust gelaten worden in het bekrompen wereldje van hun eigen ik, en bezig blijven met de leegheid van het gewone alledaagse. Het zijn net kleine kinderen: “mama, ik wil niet naar school, ik wil liever spelen.” In het judo zijn het de mensen die spreken over ‘vechten’ en ‘tegenstanders’ en ‘winnen’. Of nog erger ‘het spel’. Louter judo op het laagste niveau, het fysieke. De rest vinden ze maar overdreven. Aaargghhh!

“Free will is a bitch”


Deze gevleugelde uitspraak komt uit de mond van Al Pacino in één van de beste films van de laatste 20 jaar: Devil’s Advocate. Het gaat over één van de grootste dilemma’s uit de opvoeding. Genoemde speelfilm is meer dan een thriller, want het behandelt de grote thema’s van de moraal: de menselijke vrijheid en de innerlijke discipline om aan verleidingen te weerstaan en principieel te zijn. Waarbij de ijdelheid en de leegheid de eerste en meest geniepige verleiding blijkt te zijn. Zeg maar: het veel te grote menselijke ik dat gekieteld wil worden.
In de film zien we de jonge succesvolle advocaat Kevin Lomax in de ene valkuil na de andere vallen, verleid door zogenaamde toevalligheden die allemaal één gemeenschappelijke basis hebben: hij kiest voor zijn eigen ego. In volle vrijheid. Tot hij oog in oog met Satan zelf staat.

Want dan kom je op het punt van de menselijke vrijheid. Het grootste goed dat de mens heeft gekregen is: zijn vrije wil. Omdat we vrij zijn, kunnen we liefhebben en eventueel ook haten. Omdat we vrij zijn, zijn dingen goed of kwaad. Morele kwalificaties zijn geheel afhankelijk van de mogelijkheid om te kiezen. Als er namelijk alleen voor het goede gekozen kan worden zónder vrijheid om te kiezen, bestaat er geen kwaad meer. Maar derhalve ook geen goed. Dat dilemma van vrijheid, goed en kwaad, verantwoordelijkheid, is de basis van alle godsdienstige en morele systemen in de wereld. Goedheid – vrijheid – kwaad – verlossing – volmaaktheid. Een punt om je hersens over te laten kraken. Als je wilt nadenken tenminste.

Mensen maken zichzelf onvrij

Al Pacino oftewel de schrijver (Andrew Neiderman) heeft gelijk. Mensen zijn vrij, maar gedragen zich helemaal niet vrij, ze verkopen hun ziel aan iedereen die langskomt. Meelopers zijn hoeren en slaven. Sterk gezegd hè? Ze hebben een groot ego, maar zijn eigenlijk niemand omdat ze afhankelijk zijn van de gunst van anderen. Omdat ze hun vrijheid opofferen door achter van alles aan te lopen. Ze kúnnen kiezen, maar kiezen ervoor om niet echt zelfstandig te kiezen. Echt karakter krijg je echter niet door slap met alle winden mee te waaien, maar door anders te durven zijn. En anders zijn, kan niemand je aanpraten, maar dat ontdek je zelf. Met je verstand en je hart. Alternatief zijn is een eigen keuze, en daarin word je echt ‘iemand’, word je een vrij mens. In die vrijheid kun je vervolgens kiezen om je te geven aan een ander. Jezelf geven vraagt een innerlijke vrijheid die in onze dagen helemaal niet vanzelfsprekend meer is. Vrijheid om je niet te laten beïnvloeden door wat je eigenlijk niet wil. Wie kan dat eigenlijk nog? Zulke mensen zijn zeldzaam en verrijkend.

Mensen willen geen judo


Terug naar het judo. Judo is een weg waarin mensen geleerd wordt om open en vrij te zijn. Zichzelf te trainen in alle opzichten, en op die manier open te bloeien naar anderen. Vrijheid om je eigen ego te verlaten en je te verenigen met anderen, op de mat en in onze wereld. Rei vereist innerlijke vrijheid. De reden waarom echt judo niet populair is (noch zal worden) is, zoals Richard Riehle zegt, dat mensen dat helemaal niet willen. Ze willen geen echt authentiek judo, ze willen een spelletje. Ze willen geen persoonlijke waarden en vrijheid om je te geven, maar ze willen winnen, zelfbehoud. Hoe meer ik er over nadenk, hoe meer ik tot de overtuiging kom dat, als competitie-judo een zaak blijft van dikke ego’s, het destructief uitpakt voor mensen als personen. Het wordt allemaal panem et circenses, ofwel "brood en spelen" de gunst van het volk door oppervlakkige behoeften te bevredigen: eten en vermaak. Het gaat helemaal nergens meer over. Dát judo overleeft het wel, maar het échte judo wordt net zo zeldzaam als een zestienjarige die kan nadenken over diepere dingen.

Wat moeten we hiermee? Niks, behalve: zelf blijven kiezen. Ruggengraat recht houden. Door de dwaasheid héénkijken en jezélf maar opvoeden als anderen het niet doen. Inzicht en scherp observeren is dan het begin van wijsheid. Jukuryo danko, zou Jigoro Kano het noemen: goed kijken en overtuigd, beslist handelen. Dat geldt voor je waza op de mat, en voor je waza in het leven. Kijk goed om je heen, probeer te lachen en te relativeren, laat je niet meeslepen en durf anders te zijn. Misschien moet je dat eerst op de mat proberen om het op die manier ook in de samenleving te zijn. Vrije wil… ook als je daarmee de minderheid bent. Liever vrij dan slaaf.

maandag 11 april 2011

Grijp hem in zijn kraag?

Afgelopen weekend was ik wederom op het NK -17 in Tilburg. Lekker kijken met vrienden. Laat ik mijn afgrijzen de vrije loop laten me beheersen en zeggen wat ik denk iedereen behaagt.

Pakking

Goed, laten we het dan maar over de inhoud hebben. Eén van de dingen waar ik me over heb zitten verbazen, is de beroerde pakking bij veel wedstrijdjudoka. Er zijn judoka die ‘pakking’ vertalen met ‘afhouden’. Attentie: woordspeling! Pakking komt van ‘pakken’! LMAO! Je voelt zelfs bij het kijken al dat men elkaar niet in harmonie benadert, maar als een soort van vijand die je zo ver mogelijk op afstand wilt houden. “Mij pak je niet." Gevolg: judoka die met één arm stijf uitgestrekt staan, en gefrustreerde medejudoka die er niet meer doorkomen. Waardoor die medejudoka dan tegen strafjes aanlopen en verliezen met yuko. Lekker judo is dat. Sommige clubs hebben volgens mij een patent laten registreren voor dit stijve judo-stratego.
(Sowieso vraag ik me af of judo wel beslist zou moeten worden op straffen alleen. Mijn bescheiden doch overtuigde mening is, dat shido weliswaar tot scores moeten leiden voor de tegenstander, maar dat een partij niet op strafscores beslist zou mogen worden. Dit slechts terzijde.)

Nekpakking

Misschien is de hoogte van de pakking nog wel fundamenteler. Je ziet op zo’n NK nogal wat judoka die de ander constant in de nek grijpen of liever nog op de rug. Als een kat bij zijn nekvel pakken. GRRR. Nu wil ik volgaarne geloven dat alle judoka tsurikomigoshi willen proberen, maar de tai sabaki daarvoor blijft meestal uit. Nee zeg, stel je voor dat je wordt overgenomen! Verreweg de meeste ‘techniek’ bestaat uit ashi waza zonder enig gevoel voor balansverstoring, op de enkeling na die steeds met dezelfde voorspelbare tokui waza uit de kast komt. Met of zonder balansverstoring, bepaalde worpen schijnen namelijk bij iedereen te werken, groot of klein, dik of dun, iedereen gooien met uchimata bijvoorbeeld. Je snapt niet dat er nog iemand intrapt – ik weet uiteraard niks van judo, maar zelfs ik zie het ruim tevoren aankomen.

En dan kom je automatisch weer op de kumikata uit. Ik moet me wel heel sterk vergissen, of de knalharde hoge pakking schakelt bij de judoka alleen het gevoel voor strategie niet uit. Even een ‘hiza guruma’ of ‘ko uchi gari’ proberen betekent: geen straf. Maar de ander voelt daarbij niet aan dat de schoppende judoka zijn beentje optilt en dus sméékt om een veeg, en de aanvallende judoka voelt duidelijk geen balansverstoring van de ander. Als het anders is, dan moeten de ervaren wedstrijdjudoka het me nog maar eens uitleggen. Maar waarschijnlijk mis ik gewoon het typische wedstrijdgevoel. *ahum* Nee, ik snap soms niks van judo.

Een vogeltje in je hand

Terug naar de nekpakking. Het geheim van goede kumikata is uiteraard stevigheid en flexibiliteit. Pakking alsof je een vogeltje in je hand hebt. Niet zo hard knijpen dat het kraakt, maar net stevig genoeg dat hij niet wegvliegt en/of pikt. Dat is gevoel ja. Een goede en open ‘vogeltjeskumikata’ blijft op het ‘middenniveau’, tot er gekozen is voor een specifieke aanval op basis van wat er gevoeld wordt, namelijk: balansverstoring en debana. Wie meteen in de nek grijpt, kiest een aanvalspakking en verraadt meteen welke kant het opgaat. Wat een geluk dat de partners op de mat er niks van voelen, maar o wee als er voor één keer een ‘type Mifune’ tussen zou zitten. De echte grote sensei van de geschiedenis zouden wel afrekenen met harde nekpakkertjes, laat zoveel duidelijk zijn. Uiteindelijk is dus alles relatief, het zegt iets over het moderne judo dat dit zo blijft leiden tot scores.

Zwaartepunt

Maar er is nog iets veel wezenlijkers. Ik kom terug bij Hirano. Afhankelijk van de lichaamsbouw van beide judoka, moet tori voor een nekpakking zijn hara/zwaartepunt enorm omhóóg brengen. Waarom denkt niemand daar nou ooit bij na, denk ik dan? Omdat mensen niet nadenken, sukkel! Iedere judoka moet toch instinctief weten dat je bij zo ongeveer élke worp je zwaartepunt ónder uke moet krijgen? Met een hoge pakking breng je dat wel 10 cm. omhoog… Leuk voor uke, hij zou er zó onder moeten kruipen, ware het niet dat de klauw van een beer nog makkelijker los te krijgen is dan de grijpers van de krachtjudoka. Het is net als de sloopmachine in het plaatje, sommige judoka krijgen nog nét het stikwerk van de uwagi niet los met hun vingers. Hoge pakking is dus: uke grijpen en zijn hoofd naar beneden duwen. GRRR. Alsof je een gebouw sloopt: hap, krak, naar de grond ermee. Laten we er maar om lachen en er een leuke Japanse naam voor verzinnen: 尽く落 kotogotoku otoshi. Zoek zelf maar op wat dat betekent.
Haha, begrijp ik het dus goed, en is efficient aanvallen uke’s zwaartepunt verlágen zonder worp? Als uke technisch goed was, kan hij daarop efficient verdedigen, maar omdat de meeste uke niet zo goed zijn, gaan ze dan liever met de kont naar achteren staan. Welke vernuftige techniek had je gedacht, tori? Het is slechts wachten op een nieuwe regel van de IJF, denken de deskundigen. Mag ik voorspellen: “nekpakking zonder directe aanval: shido.” Het is niet de vraag óf, maar wannéér. En alvorens de hele judowereld op het Judoforum gaat miauwen omwille van weer een regel die de strategische mogelijkheden beperkt: het is omdat het geen judo is, lieve kinderen. En dat snappen jullie pas, als je weet dat je balans niet in je spierballen zit, maar ergens achter je strakgetrainde sixpack.

Hirano en golven

Wat Hirano ons zou mogen leren is dit: jouw kumikata en jouw lichaamsbeweging is als een golf. Soms mag die over uke heenslaan, maar nooit of te nimmer mag tori zomaar zijn zwaartepunt verhogen. Ook Hirano’s golven houden de hara relatief laag. Wie een goede tsurikomi goshi uitvoert, weet hoe laag tori daarbij gaat. Wil je echter als een watergolf met uke kunnen spelen, kun je beter kumikata op het midden van uke’s borst hebben. Dan kun je namelijk omhoog en omlaag sturen, je eigen zwaartepunt dieper houden en uke in alle richtingen voeren, in totale verwarring door je klotsende bewegingen.

Slopers

Hirano kon daarmee wel zo ongeveer iedereen werpen. Hirano’s zijn redelijk zeldzaam geworden in het wedstrijdjudo. En het is de vraag of hij in deze tijd bestand zou zijn tegen de krachtige klauwen van de grijpers. Misschien zou het kleine mannetje wel gewoon in zijn nek gepakt zijn en tegen de grond gesmakt worden.

De kans dat het judo als zodanig wordt gesloopt door de manier waarop de krachtige sloopmachines-in-judopak het hele veld lijken te beheersen, acht ik soms groter dan ik zou willen geloven. De koers van de IJF is in ieder geval puur gericht op wedstrijdjudo, en of er naast wedstrijdselecties nog plaats zal zijn voor recreatieve senioren, is maar helemaal de vraag. Een nog belangrijker vraag is, in hoeverre er over een aantal jaren nog sensei zijn die aanvoelen dat judo méér is dan GRRR, of er nog judoka zijn die iets anders willen dan GRRR, of er nog principes overblijven na de stelselmatige slooppartijen. Soms weet ik het even niet meer. Ik denk dat ik me maar beter concentreer op het judo dat ik zou willen, dan kijken naar het judo dat ik niet wil.

donderdag 7 april 2011

Nage no kata (11) Shimekomu

Afgelopen week had ik een paar interessante ervaringen. Ik train al sinds begin dit jaar Nage no Kata met judovriend Waki en enkele judoka, en we diepen judo-technieken uit. Daarnaast beoefent Waki ook aikido en zodoende kon ik ook daar eens wat over observeren.

Controle

Eén van de dingen die wij uiteraard steeds oefenen bij het trainen van elke techniek, is de juiste vorm van controle. Dat begint bij kumikata – daarover heb ik al een paar blogs geschreven, en dat wordt nog vervolgd. Nu gaat het om andere controle.

Vastplakken

Wat wij onder andere oefenden, was de juiste vorm van controle tussen de tsukuri-fase (als de worp wordt gemaakt) en de kake- en nage-fase (de voltooiing). Wat zien we namelijk steeds gebeuren? Tori pakt op zich goed vast, maar uke kán soms nog wegglijden. Dat mag natuurlijk niet! Uiteraard niet bij randori of shiai, want dan ontsnapt uke. Maar ook niet bij kata of welke andere techniek dan ook. Tori moet met uke echt een stevig lichamelijk contact hebben, hem goed tegen zijn lichaam aandrukken voor de techniek. Dat geldt met name bij alle heup- en schoudertechnieken in Nage no Kata, zoals ippon seoi nage, uki goshi, harai goshi en tsurikomi goshi. Uke moet als het ware zó door tori worden vastgehouden dat ze aan elkaar vastgeplakt zitten. Lijmen.

In het Japans hebben ze daar een term voor: shimekomu. Dat woord komt van shime (締 ) en komi (込). Shime kennen we van de shimewaza, de wurggrepen, maar let op, het is (half) een ander kanji! (絞技 = shimewaza). Komi/komeru kennen we o.a. van uchikomi (打込), tsurikomi (釣込), makikomi (巻込), hikikomi (引込) en osaekomi (押込). Al die woorden hebben letterlijk en figuurlijk een nauw verband met elkaar.
Uchikomi betekent eigenlijk niet alleen een saaie oefening, maar vooral toewijding, letterlijk: ‘er in rammen’. Zorgen dat het zit en nooit meer los gaat. Helemaal één worden met de techniek.
Osaekomi is letterlijk: neerwaarts duwen en controleren door uke tegen de tatami te plakken.
Shime is: vasthechten, binden, verzegelen, aantrekken. De Japanners gebruiken dat kanji daarom ook voor het dichtplakken van een envelop.
Shimekomi is dan het beste te vertalen met ‘onlosmakelijk verbonden raken’. Mooier gezegd: zó verkleven dat je één wordt. Muurvast. (Niet verwonderlijk dat de Japanners dat woord ook voor fysieke relaties tussen mensen gebruiken!) Zo moeten tori en uke aan elkaar vasthechten om een techniek te laten slagen. Je kunt er geen velletje papier meer tussen steken. Lijmen. Dát is totale controle bij het werpen.

In Nage no Kata

Als je dan kijkt naar de genoemde technieken in Nage no Kata, dan zie je dat Kano bij de keuze van de technieken in minstens vier gevallen worpen heeft genomen die dat héél sterk uitdrukken.
-- Bij ippon seoi nage wordt uke door de arm van tori heel dicht op rug en schouders getrokken. Daarbij is de afstand tussen tori en uke bij de atemi-aanval (de ma-ai) wezenlijk: zonder de juiste afstand geen shimekomu en dus glijdt uke er dan niet overheen, maar aan de zijkant er af. (Zie je veel, zeker als kinderen die worp maken!)
-- Uki goshi is het sterkste voorbeeld. Als uke dan niet heel strak tegen de draaiende heup van tori wordt gehouden, glijdt hij er van af vóór de kake/nage. Omdat weinigen die shimekomu daar beheersen, maken de meeste judoka er maar een o goshi van. Dan kun je tenminste nog werpen. De shimekomu van o goshi is echter een andere: doordat tori dieper indraait, klemt hij uke op zijn achterste en niet op de zijkant van de heup en dus is de richting van de techniek anders. Het ís ook moeilijk: én vastkleven, én draaien met je lichaam! Terwijl bovendien het natuurkundige principe van het slingeren ook nog middelpuntsvliedend is, zodat het vastkleven moeilijker is – denk aan de zweefmolen op de kermis! Het luistert dus nergens zo nauw als bij uki goshi.
-- Bij harai goshi drukt tori uke tegen zich aan met de hand op het schouderblad (in het kata anders dan de gewone pakking) en controleert hem dan om hem op de tenen te krijgen en te vegen. Zonder dat is er geen veeg, maar een maai. Zonder shimekomi geen controlerende lichte liftbeweging en dus een verkeerde techniek.

Bij al deze technieken moet uke een beetje hara geven (buik aanspannen, als verzette hij zich tegen de worp) om shimekomu te scheppen vanuit uke. Het is niet alleen een worp van tori, er moet eenheid tussen beiden zijn. Judo is twee-componentenlijm! Uke moet niet meewerken door te springen (dat denken velen) want dan komt hij feitelijk lós van tori. Uke moet zijn buikspieren gebruiken om nog meer vast te kleven aan tori en dan ontstaat er de goede lijm.

Dat uke bij de laatste heuptechniek – tsurikomi goshi (釣込腰) – verstijft en als een soort strijkplank op de lage heup moet komen, is de enige manier om met de hoge pakking (tsuri = hengelen, je ziet de hengel van tori’s arm zo voor je!) toch tegen de heup te plakken (komi 込). Het is uke’s verdienste als in Nage no Kata tori ‘kleverig’ genoeg kan werpen, controle heeft. Als uke niet genoeg drukt, is er onvoldoende contact op het smalle kantelpunt om te werpen.

Shimekomu. En dát is dus het vinden van eenheid tussen de partners in de worpen.

Dit kan vervolgens een voltooiing vinden in katamewaza overigens, waar de ‘lijm’ kan worden voortgezet (osaekomi), maar dat staat even los van het kata.

Uchikomi

Een van de gewaardeerde technici op het Judoforum benadrukt bij zijn uitleg over shimekomu vooral dat dit gevoel voor controle alleen te leren is door intensieve uchikomi. Drillen. Ik denk dat het ten dele waar is. Het is de klassieke methode van judo-oefenen, zeker vanuit Japan. Het oefenen van deze lijmpogingen is ook zeker belangrijker voor het slagen van een worp dan het werpen zelf. Een worp zonder plakcontrole is sowieso niks.
Aan de andere kant, is het begrip en het aanvoelen hoe je partner beweegt, nóg belangrijker. Vergelijk het met het leren van een taal. Soms moet je rijtjes stampen – uchikomi. Maar soms moet je ook leren spelen met de taal, het idioom aanvoelen en het zó in je vingers krijgen. Zeker wie kata doet, moet de judo-grammatica leren beheersen door stampwerk, structurele analyses, maar ook door het te beoefenen zonder alleen maar weg te drijven in het zweet wat je bij de randori-training van de nationale selectie mag verwachten. Een wedstrijdjudoka mag trots melden dat hij 78 uchimata uchikomi per minuut kan klokken, maar een kata-liefhebber schudt dan met zijn hoofd natuurlijk. Het is nodig om soepelheid, snelheid, controle, gevoel te ontwikkelen. Maar in kata moet het ook mooi en zuiver zijn, het is geen randori.

Aikido en shimekomu


Een zijsprong. Ik ga de komende tijd zeker nog wat reflecteren op mijn aikido observaties. Eén element wil ik nu alvast neerleggen in dit verband. Eén van de meest opvallende verschillen tussen judo en aikido lijkt me, dat het judo veel sterker de nadruk legt op de fysieke nabijheid van tori en uke in het proces van elke techniek. Judoka beleven de eenheid tussen beide partners en de controle door gewoonlijk intensief in elkaar te verstrengelen. Osaekomi- en shimewaza bestaan niet in het aikido, en met reden: dat kun je met de ademhaling als methodisch principe in het aikido niet combineren. Ga je iemand 25 seconden in één vloeiende ki-flow tegen de mat drukken? Maak maar eens een eenheid in ki door uke de ki te nemen (wurgen)? Wie ki-ademhaling-hara-balans in het centrum zet, moet vloeiende bewegingen maken die de longen van beiden exact de juiste ruimte geven.
In één zin: "aikido schépt ruimte, judo néémt ruimte". En beiden creëren harmonie, rara hoe kan dat.
Judo heeft een ander patroon van ademen, waarbij ze veel van het aikido kan leren, maar de controle van tori en uke is in het judo véél fysiek-nabijer en dat blijkt vooral in de manier waarop uke tegen tori wordt aangeklemd. Waarom zou het aikido maar één heuptechniek kennen (koshi nage) die dan bovendien héél anders is (een boog van uke om tori heen).
De eenheid van tori en uke in aikido ligt dan ook op een ander niveau. Waarom wij in judo niet over ki spreken? Omdat wij seiryoku hebben, en hoe fysiek dat is, kun je voelen bij de meeste komi-bewegingen. De energiestroom plakt als atomen aan elkaar in het judo. En tóch schept ook dit fysieke verkleven een heel bepaalde eenheid tussen de partners. Een andere maar duidelijke controle van elkaar via een ademhalingsspel wat net zo interessant is.

Judo is puur eenheid scheppend


Wie Nage no Kata goed doet, en dit element met name in genoemde technieken beleeft, kan door de shimekomu niet alleen goed en efficiënt werpen, maar ook een expressie geven van harmonie, schoonheid, vereniging, partnerschap, waarbij uke en tori in elkaar verstrengeld raken en elkaar gecontroleerd weer loslaten. Zeg maar eens dat shimekomu geen energiestromen verenigt… wie het goed doet, voelt harmonie vloeien vanaf de kumikata, via shimekomi, tot de eindcontrole in de katame-waza.

vrijdag 1 april 2011

Het geheim van kumikata (2) Hirano's golven

Een maand geleden schreef ik over kumikata (組方), de vereniging van twee judoka in de pakking, het verkennen, de tsukuri van de worp en hoe tori werpt als hij voelt dat uke zijn tsukuri verraadt door zijn handen.

Toen beloofde ik al dat ik iets zou schrijven over Hirano-sensei en zijn kumikata. Een geheim wat eigenlijk zo simpel is, dat je je afvraagt waarom zo weinig judoka daar iets mee doen. Misschien omdat we er met zijn allen te stijf voor zijn? Met mijn eigen sensei heb ik het er de afgelopen weken elke keer over gehad. Hij is verbijsterd dat zelfs jonge kinderen zo stijf als een strijkplank zijn. Warming up wordt daarom bij ons steeds meer wat ik onlangs ook bij een aikidoles zag, en wat Hirano-sensei ook laat zien op zijn filmpjes: het hele lichaam rekken, soepel maken, laten golven en springen. Stoppen met de warming-up als een soort conditietraining of kracht-oefening, maar laten vliegen, voelen, losmaken, en vooral alle bewegingen mogelijk maken. Dat hebben we ook nodig om Hirano’s kumikata te snappen.

Beweging en kuzushi

Hirano-sensei was de man van de golfbeweging. Als je kijkt naar zijn judo, dan zie je hem op en neer gaan. Maar wat is het doel van die gymnastiek?
Het is belangrijk om de dimensies van kuzushi te begrijpen.

Horizontale kuzushi. Principe: wind

Wij kennen gewoonlijk de horizontale kuzushi. Van voor naar achter van links naar rechts, en alles wat tussen die vier windstreken in zit. Inderdaad: wind. Kuzushi in de klassieke opvatting is als de windrichtingen, en de krachten van uke en tori als een orkaan boven vlak land. “Hoe sterk is de eenzame fietser die kromgebogen over zijn stuur tegen de wind zichzelf een weg baant?” zong Boudewijn de Groot al. De wind brengt mensen uit balans. In de rug of tegen, duw of trek, voorover of achterover tot je omgeblazen wordt. Een klassieker voor het judo.

Verticale kuzushi. Principe: water

Hirano-sensei voegde daar de verticale dimensie aan toe. Niet dat de natuur die niet kende. Het water kent die vorm van balansverstoring in de golfbeweging. Klotsen. De golf combineert de kracht van de wind met de stuwing van het water, en dat is nooit alleen een horizontale beweging. Een golf gaat op- en neer, dat weet je als je in een bootje op een stormachtig water zit. Zeeziekte is de kuzushi van je buik. Dat doen golven met een menselijk lichaam en probeer maar eens staande te blijven op het dek van een schommelend bootje. Ook een klassieker. Maar ook voor het judo?

Driedimensionaal golfslagjudo

Als je de golfbeweging moet vertalen naar het judo, dan zie je bij Hirano-sensei dat hij beweegt als een woelend water. Je wordt zeeziek van het kijken. Het springt en danst als een schuimend wateroppervlak, maar het heeft een bedoeling. In de continue beweging, ontstaat de gewone duw-en trekkracht van de horizontale kuzushi. Maar in de op- en neerwaartse beweging ontstaat ook kuzushi bij een partner die als een rots op de tatami staat. Uke kan met stappen naar voren en achteren, of alle mogelijk voet- en bovenlijfcorrecties heel lang staande blijven in een titanengevecht – zie de gemiddelde wedstrijdvideo. Maar het zwaartepunt, de hara, is uiteraard het balanspunt. Wat Hirano-sensei met zijn driedimensionaal golfslagjudo bewerkt is dit: het zwaartepunt van tori beweegt op de golven op en neer en wordt voor uke ongrijpbaar. Dan duikt tori er onder, dan weer overheen. Met die beweging, en de kracht die tori daarmee uitoefent, raakt uke nét iets meer uit balans als normaal. Bang, ippon.

De golf leidt tot twee worp-principes:
-- Opwaarts is de beweging van de golf die onder uke slaat. Alle technieken waarbij tori indraait en tilt en werpt: harai goshi, uchi mata, seoi nage.
-- Neerwaarts is de beweging van de golf die over uke heenslaat. Alle technieken waarbij tori uke neersmakt, de otoshi en de offerworpen: tai otoshi, o soto otoshi, hiki otoshi, yoku wakare/guruma.

Als je kijkt naar een video waarin Hirano-sensei zijn Nanami-no-kata zelf demonstreert (zie hieronder), kun je dat scherp onderscheiden. Voor hij een worp inzet, gaat hij met zijn hele lichaam bewegen, voor-achter-op-neer. Daarin creëert hij het moment door uke mee te nemen vanuit zijn kumikata, en zelfs als uke in totale verwarring wel kan voelen dat tori hem meeneemt, is het moeilijk te weerstaan aan een driedimensionale golfbeweging. Denk aan de man die staat in een schommelend roeibootje: dat houdt geen enkele hara vol, zoveel balanscorrectie… de eenzame fietser kan sterk zijn, maar de eenzame schipper gaat in het water.

Tai otoshi, een draaikolk


De verklaring voor Hirano’s fenomenale tai otoshi (zonder blokkerend been) is dan ook de golf. Hij brengt uke uit balans door hem door elkaar te schudden. Een golf als een draaikolk, zou hij zelf zeggen (usu maki), en vervolgens duikt de laatste golf diep onder uke’s zwaartepunt en aangezien zijn balans naar voren door het geklots al helemaal weg is, vliegt hij als de punt van een golf over tori heen - neerwaarts. Bijna een cirkelgolf die te pletter slaat.

Bedenk dan dat tai otoshi een te-waza is! Het geheim van kumikata zit hem dus hierin: tori schudt uke in alle richtingen, maar vooral omhoog en omlaag. Dan duikt tori omlaag terwijl uke nog hoog zit. De handen hebben pakking, trek (links) en lift/draai (rechts) en controle – pang, uke wordt neerwaarts gesmeten!

Wie andere technieken goed bekijkt, ziet hetzelfde mechanisme, vooral de prachtige counters in de ura (tweede serie) van het kata, waar hij met yoko sutemi waza diep onder uke beweegt (yoko wakare en yoko guruma).

Golven en kumikata

Wat vooral van belang is, zijn de bewegingen die ontstaan tussen uke en tori. De golven van tori scheppen kuzushi als ze uke raken. Dat aanraken kan met een lichte kumikata. De driedimensionale pakking is echter onweerstaanbaar voor uke. Als tori daarmee controle houdt, gaat uke als een stuurman overboord in de golven. De kumikata stuurt dus alles in de golfbeweging. Logisch! Kuzushi schep je met het hele lichaam, je handen sturen. Maar als iemand ook op-en-neer gaat met zijn lichaam en de handen en armen dat vertalen, sta je als uke in de branding. Soepel als water, sterk als water.

Het enige wat tori nodig heeft om dit te kunnen, is dus naast Fingerspitzengefühl, ook een lichaam zo lenig als… water.

Noot tenslotte

N.B. Lezers van dit blog: ik raad je aan de verschillende artikelen over kumikata en lichamelijke soepelheid nog eens te herlezen als het je interesseert wat ik schrijf. Alles houdt namelijk verband met elkaar en je mist de clou als je een paar elementaire denkpatronen mist. Deze materie is niet simpel, het zal je soms best wat kosten om het verhaal te snappen als gevorderde judoka, laat staan om het in de praktijk te oefenen. Dat vraagt intelligentie, observatie en aanvoelen van je lichaam, naast enorme toeleg en oefening. Reken op 'een paar jaar'. Maar als je dát pakt, dan heb je een heerlijk judo ontdekt.

Lees ook:

-- 28 februari: Het geheim van kumi kata (1)
-- 25 januari: Seiryoku zenyo en Fingerspitzengefühl
-- 21 februari: GRRR of: Hirano, sterk en lenig als water
-- 4 maart: Kreukelzone, nummer 4.
-- En over het soepele lichaam: 24 februari: Nage no kata (9) Over trapleuningen en de domtoren