dinsdag 28 juni 2011

Waarde(n)vast judo

Waarden in judo?

Judo is meer dan vechten. Als je kijkt naar de prachtige slogans waarmee (zwaar gesubsidieerde) judoprojecten als 'schooljudo' worden aangeprezen, ga je werkelijk geloven dat judo zal helpen om onze wereld beter te maken. “De kinderen worden meer dan alleen in beweging gebracht. Het draait vooral om normen en waarden, respect, weerbaarheid en het reguleren van agressie.” (schooljudo.nl) Maarrr… hoe zit dat nu eigenlijk concreet met die normen en waarden in het judo? Zijn ze zo waardevast?

Welkom in de werkelijkheid. Als je wat doorvraagt, kom je niet veel verder dan respect voor elkaar. Maar verder? Wat betekent dat? Respect kan ook een loze kreet worden! Op een van de judofora is er een draad over een echte gedragscode voor judo. Er zijn meer ‘waarden’ in judo dan respect, en die wortelen niet in een algemeen-westerse manier van denken, maar die gaan uit van een judoka / mens als menselijke persoon in relatie tot anderen. Wat zijn nou eigenlijk de wortels van het normen- en waardenpatroon van judo?

Confucius

Alle oosterse religies en de moraal zijn op de een of andere manier beïnvloed door het Confucianisme. Confucius was een sociaal filosoof, die leefde rond 500 voor Christus en hij leerde een niet-religieuze, utilitaristische (= nuttige), maar hoogstaande moraal, gebaseerd op diepe menselijkheid. Jigoro Kano was zeer vertrouwd met de geschriften van Confucius, en als je beiden bestudeert, kom je veel overeenkomsten tegen.

Confucius leerde dat de mens goed is, en door deugdzaam te leven, tot voortgang en harmonie zou komen. Persoonlijk en als samenleving. We horen Kano al weerklinken. Ik kan daar nog veel meer over zeggen, maar dat is een half boek – te veel voor een weblog.

Bij Confucius komen twee belangrijke deugden bij elkaar, waaruit drie andere voortkomen. Samen vijf ‘kardinale’ d.w.z. hoofddeugden. Ze heten samen 五常 - wu chang, Japans: ごじょう - go jô.

Het belangrijkste principe is 仁 - jen (uitgesproken als ‘ren’). Het betekent: welwillendheid, barmhartigheid, edelmoedigheid, naastenliefde, goedheid, menselijkheid. Je mag het vertalen met pure en universele liefde. De hoogste vorm van genegenheid, ten bate van het welzijn van anderen. Het is onzelfzuchtige liefde, onverdiend, gewoon gegeven omwille van een innerlijke aandrang om het te geven. Het Japans kent hetzelfde karakter als kanji, al noemt men het daar ‘jin’, 仁 (じん).

Die innerlijke goedheid drukt zich uit in gebaren, rituelen. Confucius noemt die 禮 , li. Het Japans kent dat kanji niet, daar noemt men het…礼 (れい) jazeker. Rei… Rituelen dienen volgens Confucius vergezeld te gaan van oprechte gevoelens en goede morele intenties. Zoals ik nog eens apart zal uitleggen in het kader van ‘rei’, is dit respect in het confucianisme niet alleen horizontaal – tussen mensen onderling – maar gebaseerd op hiërarchie. Ouders-kinderen, leiders-onderdanen; gezin en samenleving, als model van onderlinge omgangsvormen. Rituelen en gebruiken zijn dan ook niet willekeurig, het gaat om een diepe eerbied voor afkomst, structuur, het leven als gave en eenheid. Leiderschap is bij Confucius dan ook alleen mogelijk met ‘jen’, d.w.z. dat de hogergeplaatste barmhartig moet zijn en van zijn onderdanen moet houden. Liefde en rei is daarenboven onzelfzuchtig. Dat betekent dat wie ‘jen’ en ‘rei’ combineert, zijn eigen ik zal moeten offeren, op de tweede plaats zal moeten stellen. Harmonie door geven, niet door nemen. Winnen door te durven opgeven. De hele samenleving is er door geordend. Van buigingsceremonies (rei bij elke les!) tot het dragen van bepaalde kleuren kleding en de etiquette in huis. Geen leeg ritueel, maar uitdrukking van eerbied en welwillendheid.

Bij Confucius is uiteindelijk dus alles geordend op liefde tussen mensen!

Dit leidt dan tot drie houdingen en gesteltenissen, die ook deugden worden.

義 yi (Japans Gi, 義 (ぎ) wat zoveel betekent als: gerechtigheid en recht in onderlinge relaties, betrouwbaarheid, eerlijkheid. N.B. Het bekende woord ‘reigi’ (礼儀) heeft in het tweede kanji hetzelfde karakter!

智 zhi (Japans Chi, 智 (ち) wat zoveel is als: wijsheid, redelijkheid, begrip.

信 xin (Japans Shin 信 (しん) wat betrekking heeft op vertrouwen en betrouwbaarheid tussen mensen.

Confucius en waarden in judo


Wie dit gaat toepassen op judo, komt op méér dan alleen een lesje over respect. We komen op de diepste wortels van jita kyoei, het wederzijdse welzijn van het judo zoals Kano Shihan het leerde. Respect in judo is gebaseerd op liefde en totale welwillendheid, de onzelfzuchtigheid die zelfs de morele code van de Samurai was. Lees Mind over Muscle en je snapt waar Kano het over heeft.
Concreet betekent dit, dat judo op deze manier bedoeld is om judoka te leren van elkaar te houden als personen. Een leerschool voor de samenleving waarin men de ander op de eerste plaats stelt en bereid is zijn eigen ego op te offeren. Welwillendheid tonen – een ouderwets woord bijna – en nooit hard of onbarmhartig zijn.
Alle judotechnieken zijn in feite gericht op het inspelen op elkaar. Letten op wat een ander geeft aan energie, en dat gebruiken. Werpen met controle voor de veiligheid van de ander. De ander niet overweldigen, maar elkaar helpen om te leren en te ontdekken wat je sterke en zwakke kanten zijn. Elkaar aanvullen in je technieken.
Shiai is aldus verstaan – zie mijn eerdere blog daarover – inderdaad een test (試 shi) in ‘eenheid’ (合 ai ) wat je in confucianistische zin zou mogen vertalen met een proeve van welwillendheid. Een wedstrijd is niet bedoeld om te winnen, maar om te laten zien dat je zelf deugdzaam bent en dat je om elkaar geeft. Dat is niet soft, dat kan er hard aan toegaan. Maar het heeft vanuit deze deugdenleer een diep fundament. Want je mede-judoka is iemand van wie je houdt met heel je hart. Je bent barmhartig, ook als je ippon scoort. Daarom smijt je hem niet weg, maar laat hem zichzelf overgeven aan controle… een confucianistische ippon is een wederzijds akkoord.

Toepassen

Dát zijn die diepere waarden van het judo. Ik kan alleen maar van ganser harte hopen dat ze dát ook leren op schooljudo. Ik hoop dat er een paar sensei zijn die dit blog ook lezen. Ik geloof dat het duidelijk bij elkaar staat. Judo is een systeem van lichamelijke opvoeding met intellectuele en morele opvoeding erbij. Wat betreft dat laatste is een beetje inzicht in de oude Chinese filosofie voldoende om het te snappen.

Nou alleen nog toepassen in een samenleving die helaas soms niet uitblinkt door welwillendheid en barmhartigheid. Welke judoka gaat daar een beetje liefde en harmonie in brengen? Jigoro Kano zal trots op je zijn als je zó wilt bijdragen aan de samenleving.

zaterdag 25 juni 2011

Keiko

Judo als een spel?

Er zijn nogal wat mensen die judo beschouwen als een sport. In mijn vorige blog heb ik een paar dingen aangegeven over sport, het kunstmatig conflict en de harmonie als perfectie.

Deze keer gaat het over een ander aspect van judo. De training. Waarin verschilt judo-training van voetbaltraining? Veel sporten zouden we mogen omschrijven als een spel. Je speelt een potje voetbal. Je speelt tennis. Je speelt hockey. Alle balsporten hebben sowieso heel veel ‘spel’ in zich, het balletje gaat heen een weer tussen de spelers. Is judo een spel? ‘Spelen’ we judo? Is judo een ‘pyjama game’ zoals het laagdrempelige Engelse introductieboek het noemt?
Voor kinderen mag je dat misschien zo noemen. In groep 1 en 2 van de basisschool wordt het meeste onderricht ook speels verpakt. De eerste stapjes op de judomat zijn vaak een soort ‘speeljudo’, zoals ze dat bij ons noemen. Maar daarna? Goed, er zijn nog heel wat tieners die het liefste de hele dag zitten te ‘gamen’, wat wil zeggen dat het spelen nog behoorlijk lang kan doorgaan. Waarvan ook op de tatami akte. Maar het is wel goed om judo iets beter af te bakenen. Spel? Of wat anders?

Voor sommigen is judo een gevecht. Judo als ‘vechtsport’. Laten we daar snel mee klaar zijn, mijn vorige blogs spreken daar duidelijk genoeg over. Judoka streven, strijden, maar met hogere doelen. Het kan een gevecht zijn, met de negatieve kanten in jezelf, maar verder is het de zachtmoedige weg. Niet een lekker potje knokken.

Neil Ohlenkamp zei op 13 en 15 Augustus 2008 (judoforum):
“Judo is onderdeel van een opvoedingssysteem. Op school ben je niet aan het vechten of aan het spelen (tenminste, de meeste leraren hopen dat). Dus je studeert, je oefent, je leert, net als in judo. … Judo is dus niet een spel dat wordt gespeeld, het is een lichamelijke training om karakter te kweken en jezelf te verbeteren. Ik beoefen mijn judo en ik hoop het op een dag te snappen en in staat te zijn het toe te passen.”

Judo is scholing

Een judoka is altijd op weg naar perfectie, en zoals elke bûdô is judo een levensweg, waarbij we in onze trainingen slechts ‘oefenen’. Een goed woord voor judo-training is dan ook ‘be-oefenen’, in het Engels ‘practice’. Het Nederlandse ‘praktiseren’ is op zich een goed woord: “in de praktijk brengen”, maar aangezien dat woord meestal wordt verstaan in een wat engere betekenis van doen-of-niet-doen, bij bijvoorbeeld artsen, advocaten, gelovigen, of ‘praktiserende homo’s’, geloof ik niet dat het woord ‘judo praktiseren’ passend zou zijn vanwege de verwarring die het zou oproepen. Hoewel het qua woord precies is wat we bedoelen: de weg (dô) in de praktijk brengen… Trainen in de dojo is een soort ‘praktijkschool’.

Het Japans heeft uiteraard een beter begrippenapparaat om uit te drukken waarover het gaat. Het lichamelijke, repeterende trainen noemt het Japans vaak 練習 (renshuu), zoals het bijvoorbeeld wordt gebruikt bij pianospelen en drillen in militaire context, of 練習問題 (renshumondai) wat ‘huiswerkopgaven’ betekent. Renshu gaat puur over het mechanische, als het ware.
Bij het judo spreekt men liever over 稽古 (keiko) wat een diepere betekenis van oefening en training betekent. Kei is namelijk ‘stilstaan bij, vergelijken, overdenken’, terwijl het kanji 古 (ko) altijd in verband staat met het verleden, de traditie, vgl. het kata van de antieke vormen: Koshiki-no-Kata (古式の形). Het studeren van keiko is dan ook een bezigheid die niet alleen repeterende bezigheid is, maar een totaalpakket van educatie in zich draagt, en vooral een intellectuele en analytische benadering is. Leren in perspectief van verleden, heden en toekomst. Keiko is een trainingsmethode van de weg…

Al is het wél zo, dat het gebruik van bepaalde begrippen in Japan ook regionaal bepaald is. Cichorei Kano schreef mij op 4-11-11 daarover:
Etymologisch heeft de term 稽古 keiko te maken met het volgende. Kei is hetzelfde kanji als in het werkwoord kangaeru wat betekent: "overwegen, beschouwen". Op die manier betekent keiko "het overwegen van wat tevoren gedaan was” en van daaruit ‘oefening’, wat niets meer is dan "doorgaan met de dingen te beschouwen zoals je al deed". Merk wel op dat, zoals in je eigen taal, er regionale variaties zijn, en dat wat men normaal als Japans beschouwd, in feite het dialect van de streek rond Tôkyô is. Zo bezien is uitleg van een bepaald woord in het Japans misschien lexicografisch niet noodzakelijkerwijs correct, maar een regionaal gebruik. Ik herinner me dat in de tijd dat ik in Kyôto was, de term renshû meer gebruikelijk was in ons jûdô in plaats van keiko. Dat was echter niet zo in Tôkyô.
In het judo kennen we enkele begrippen die met dat woord ‘keiko’ samenhangen. In Japan doen ze midden in de winter een traditionele karaktertraining – in de sneeuw – de zogenaamde 寒稽古 / kangeiko. Een judopak is daar niet zomaar een kimono, maar een
稽古着 / keikogi, de kleding die gemaakt is voor de ‘dô’. Het Japanse merk Mizuno heeft daarom ook voor de alledaagse dojotraining het type ‘keiko’, een relatief licht pak. Ik had het graag gehad, ware het niet dat het in Nederland niet geleverd wordt en het van die vreselijke schouderstrepen heeft.

Serieuze oefening

Om reden van deze fijnzinnige betekenis, kies ik nooit voor woorden die iets van het diepere in judo teniet doen. Judo is opvoeding. Is fysiek, maar ook intellectueel en moreel. Een dojo is geen speelplaats, een zaal met tatami waar je zomaar een potje gaat voetballen. De ‘weg’ wordt serieus beoefend, met een speciaal trainingsuniform, in een doordachte training die in een geschikte ruimte wordt gedaan. Spelen doe je buiten, gamen achter je pc.

Mike Hanon zei op 15 Augustus 2008 (Judoforum):
“Het is niet alleen een taalkundige (semantische) kwestie. De insteek waarmee we iets doen, wordt vaak verraden door wat we doen en de naam die we er aan geven. In een pretpark hebben we pret (fun). Een speelplaats is om te spelen. Zolang we judo een spel noemen dat we spelen, zullen we judo beperken tot de engste betekenis en niet alleen voor degenen die het al beoefenen (practice), maar ook voor de buitenwacht die er niets van afweet. Doktoren spelen geen doktertje. Advocaten spelen geen rechtzaakje. Een spel (game) wordt gespeeld (played), maar judo is een budo en dus een ‘way of life’. Door judo te beoefenen ontwikkelen we karakter en judo is een werktuig dat ons in staat stelt die verandering op een zeer gestructureerde manier te doen. Jonge kinderen kunnen eventueel judo ‘spelen’. Volwassenen met enig intellect zullen judo beoefenen. Dit is natuurlijk een kwestie van opvoeding als zodanig en de kwaliteit van de sensei.”

Mijn eerste sensei is er niet meer...


Vandaag bereikte me het droeve bericht dat degene die mij mijn eerste stappen op de tatami liet zetten, overleden is. Louis Pardoel, een judolegende noemt het Brabants Dagblad hem. Zeker in Oss en verre omtrek was hij dat.
Ik was een jaar of zes, zeven, toen ik bij hem binnenkwam in zijn dojo in de Verlengde Torenstraat in mijn geboorteplaats. Een dojo? Het was een soort verbouwde schuur achter zijn huis. Je stapte zo de dojozaal in, met rechts de grote mat onder de balken van de zaal, en recht vooruit... het 'kantoor' van meneer Pardoel. Ik heb nog helder op mijn netvlies hoe hij daar zat. Een soort balie, waaronder de grote zak met judobanden en slippen. Nooit zal ik de sfeer van die eerste judo-ervaringen vergeten. De geur, zijn stem...
Louis Pardoel was een ouderwetse sensei. Een man die ging voor zijn judoka, die ze bemoedigde maar ook keihard onder de kont durfde te schoppen als dat nodig was. Een hart van goud, en hij wist wat judo was. Ja, bijna 40 jaar later realiseer ik me bij veel judo-technieken, zoals ik ze voel, beleef en ervaar... dat heb ik van Pardoel zo geleerd. Het was een goeie tijd met hem. Ik denk met ontzettende veel waardering en dankbaarheid aan hem terug. Elke dag dat ik met judo bezig ben, weet ik: zonder hem had ik nooit zoveel om judo gegeven, denk ik...
Een gek idee dat hij er niet meer is. We worden allemaal ouder en zieker. Pardoel had een aantal jaar geleden een herseninfarct gehad. Hij had ook een eigen weblog, want hij was bij de tijd. Nu is hij er niet meer... een raar idee, je eerste sensei overleden.
Hij werd 79 jaar. Moge hij rusten in vrede.

woensdag 22 juni 2011

Judo en het kunstmatig conflict

Wat is sport?

Wikipedia zegt:
“Een sport kan omschreven worden als een fysieke krachtmeting, fysiek spel of denkspel dat op reglementaire wijze in competitieverband of recreatief gespeeld kan worden.”
“In het algemene spraakgebruik wordt het begrip ‘sport’ vandaag de dag voor allerlei verschijningsvormen gebruikt die zo ver uit elkaar kunnen liggen, dat daarmee o.a. een schaakspel in de kroeg, joggen ’s morgens vroeg, of een miljoenenverslindend tennistoernooi kan worden bedoeld. De enige gemeenschappelijke noemer van deze bezigheden is, zo te zeggen het verbindende element van het sportieve handelen, en dat ligt in het scheppen van een kunstmatig conflict. Tegenstander in dit conflict kan een mens zijn (tennis, boksen, schaken), de klok of een meter (rennen of atletiek) of de zwaartekracht (gewichtentraining, klimmen) of ook je eigen lichamelijke zwakte (joggen en conditietraining), of een combinatie van al die dingen. Om dat conflict liefst zegerijk te doorstaan, heeft het intensieve oefening nodig, die op een verbeterde prestatie gericht is – dat is sporttraining.” (Stephan Gregor: Budô - oder warum Sport zu wenig ist, 2003)

Ten diepste wordt dit kunstmatige conflict altijd begrensd door regels. De regels van het spel, of de regels die men zichzelf oplegt in de zin van belasting, tijd en inspanning, maar altijd zo meetbaar mogelijk.

In feite is elke sport altijd een soort competitie… Sport heeft in principe geen ander doel dan de zege in het kunstmatig geschapen conflict. Is dat het doel van judo? Hoe wordt dat doel bereikt in sport en in judo?

Middelen en doelen van judo


Het doel van judo is perfectie. Perfectie van jezelf en de samenleving.
“We hebben ook vastgesteld dat het hoogste doel van judo is: jiko no kansei, de perfectie van de eigen persoon, ten bate van de samenleving.” (Jigoro Kano: Mind over Muscle p.95)
Kan perfectie bestaan in het winnen van een conflict? Dát is de grote vraag.
Ik denk het niet. Ogenschijnlijk kan de discipline van de jogger en de eenzame bergbeklimmer een overwinning lijken op jezelf. Zoals ik met mijn lichamelijke ongemakken getraind en getraind heb om mijn pijnen te ‘overwinnen’ en mijn lichaam onder controle te krijgen. Maar heb ik daarbij tégen mezelf gevochten? Ja en nee. Ik heb gevochten met de negatieve kant in mezelf, mijn zwakte en gebrek aan moed en hoop. Een mentaal gevecht, in mijn eigen binnenste. Maar in mijn lichaam? Is daar een conflict ontstaan? Het enige wat ik daar heb gevonden is vrijheid en nieuw geloof in mijn lichaam. Re-integratie en re-validatie in de letterlijke zin van het woord: opnieuw mijn heelheid en integriteit vinden (reïntegratie) en mijn eigen waarde (revalidatie). Wat er gebeurde in het innerlijke gevecht was: het ontstaan van een nieuwe harmonie. Herstel van wat gebroken was. Een grotere perfectie, het ver-vol-maken. Vervulling vinden.

Heb ik die revalidatie alleen maar gedaan voor mijn eigen ikje? Ik denk het niet! Mijn eigen ik vindt zichzelf niet, behalve als ik het word in relatie met anderen. Mijn zelfwaarde meet ik niet zelf, maar vindt zijn schaal in de harmonie met de medemens en de wereld om me heen. Als ik meer heelheid vind, wordt die heelheid pas écht perfect als ik die deel met anderen. Als mijn heelheid ‘helend’ werkt. Dan wordt het dienst aan de medemens en de samenleving.

Dát is het grotere jita kyoei: ik en jij schitteren samen, wij eren elkaar gezamenlijk. Zoals ik al eerder zei: “het volmaakt worden van de eigen persoon, bestaat alleen als het eigen ik loskomt van de egoïstische grondgedachten en zich opent voor de ander en hem rei en eer geeft, in gezamenlijkheid.” Dat is het doel van judo…

Liefde

Dit groeien naar perfectie is ogenschijnlijk het winnen van een conflict, maar daarin zit een denkfout. Want wat ik in mezelf overwin is niet mijn eigen ik als geheel, maar een kant in mijzelf. En dan is de vraag: ben ik zelf mijn grootste ‘tegenstander’? Dat wil ik niet aannemen! Zonder egoïstisch te willen worden, geloof ik niet dat ik van een ander kan houden als ik niet ook van mezelf houd. Ook mijn schaduwkanten zijn mijn eigen ik en alleen als ik dat in liefde beleef, kan ik het in liefde heel-maken. ‘Vechten tegen jezelf’ is ten diepste een positief gebeuren, een verzoening van het positieve, goede, het schone, het ware, het liefdevolle. En het doel is niet het verslaan van het negatieve, het slechte, het lelijke, de leugen, de haat. Maar het doel is het weer tot eenheid brengen, de harmonie. Zonde en negativiteit bestáán niet werkelijk: het is slechts het ontbreken-van. Verlossing is niets anders dan het helen van wat gebroken is, terugplaatsen van wat ontbreekt. Met strijd soms, maar zonder iets te breken. Genade en liefde breken niets af…
Het klinkt heel Bijbels en dat is het ook: bemin je vijand, bemin iedereen als jezelf. Het is ook heel erg wat het aikido leert. Maar het is ook het fundament van Oosterse spiritualiteit. Tao, Yin en yang, waarin de tegengestelde principes elkaar aanvullen en geen dualiteit betekenen. Uiteindelijk is alles wat heelt wat gebroken is, een proces van liefde.

Harmonie

Een judoka kan in zijn zoektocht naar de perfectie van de eigen persoon in relatie tot de samenleving, dan ook eigenlijk niet denken vanuit een conflictsituatie, zelfs niet een kunstmatig conflict. Want er is geen werkelijk conflict, slechts een groeiproces naar harmonie. Er is niets anders dan een ontluiken van liefde.
Het gebruik van energie is daaraan gerelateerd. De energie die een judoka gebruikt is een beweging om te versmelten, en nooit en te nimmer om te breken of te vernietigen. O ja, een worp kan zo anders lijken. Kuzushi betekent letterlijk: het vernietigen van balans. Maar wie begrijpt wat vallen is, weet dat het vooral betekent dat je je één maakt met de natuurwetten van zwaartekracht en schepping. Je maakt de aarde tot je vriend, vandaar dat ukemi een daad van overgave is, ontspanning, je éénmaken met de beweging en de natuur. Tori helpt zijn uke om dat te beleven. Controle van een ander is nooit: iemand breken. Het is meer het voelen dat de een en de ander één zijn in hun streven om als personen verbonden te zijn met het gemeenschappelijke doel van elkaar: je geven en offeren aan de medemens en de schepping. Controle als het overwinnen van het chaotische, het ongeordende, het conflicterende, het strijdende. Ippon als overwinning van het éne.

Judo spiritualiteit is geen sport

De meeste judoka vinden dit misschien esoterisch en niet wat ze met judo bedoelen. Het is een beetje eigen aan het Westerse of rationalistisch denken. Mensen die geen spiritueel leven hebben, of niet mediteren of bidden, kunnen het misschien allemaal zweverig vinden.
Vanuit deze achtergrond echter, kan het kunstmatige conflict van sport niet met het judo worden verenigd. Of beter gezegd: het judo moet geen conflict oproepen met sport. Wat Kano deed was precies dit harmonie-judo. Hij nam de sport op in het judo en probeerde de sport te ‘verjudoficeren’. Helaas is hij misverstaan en hebben zijn erfgenamen het algemeen vormende van het judo ‘versportificeerd’. Waarmede de grote harmonie steeds meer verdween en het conflict is gaan heersen. Slechts weinigen begrijpen daarom nog waarom dat competitieve dingen breekt. Slechts weinigen begrijpen hun eigen perfectie. Hun eigen weg. Wat liefde is.

Het leven is echter geen spelletje. Judo als levensweg loopt uit op perfectie: jiko no kansei ! 自己の完成 ! Wat perfect is, kan nooit gebroken of conflicterend zijn… Perfectie is eenheid. Is… liefde.

vrijdag 17 juni 2011

Nage no kata (12) Op leven en dood?

“Ik ga door een periode van grote twijfel aan mezelf betreffende mijn judo. Ik heb deze periodes waarin ik me nogal onzeker voel en niet meer weet of wat ik denk eigenlijk correct is.”

Zegt sensei Mike Hanon op 9 maart 2009.

Ik kan het beamen. Mijn judo staat ook een punt waarop ik – herstellend van een aandoening die me levenslang beperkingen zal opleggen – goed moet bekijken hoe ik mijn judo weer vorm moet geven. Geen trainingspartner, geen groep, optimisme genoeg, maar wel de vraag: wat kan ik en wat niet? Kata ligt voor de hand, maar met wie? Mike schrijft persoonlijk met mij in deze periode en raadt me aan, zoals zovelen, om toch vooral te streven naar een shodan. Nu mag je voor shodan ook katame no kata doen tegenwoordig, dus wie weet. Maar wíl ik dat wel? Wil ik wel examen gaan doen met kata waarvan ik me afvraag of ik er wel achter sta?

Hanon schrijft in dezelfde post op het judoforum over zijn visie op ‘Kata seoi’, bij ons beter bekend als ippon seoi nage in Nage no Kata. Exact dezelfde punten die hij aanhaalt, besprak ik in onze eigen club toen ik voor mijn ziekte met mijn eigen sensei ippon seoi nage oefende. Zonder het stuk van Hanon gelezen te hebben overigens - ik las dat pas vandaag bij het studeren op katame no kata! Wat is de zin en betekenis van de manier waarop het tegenwoordig ‘moet’? Ik zie hem niet. Uke die exact zus en zo moet neerkomen? Hoepel toch op! Het moet levend zijn! Dat zegt Hanon dus ook – meer dan twee jaar geleden. Een zeer leerzame beschouwing die ik integraal vertaal:
“Kata, zoals het mij geleerd werd, was nooit een oefening om kata te demonstreren, maar een instrument om judo te leren en te beoefenen door middel van een kata. Ik werd erg beschermd in de eerste jaren dat ik mijn judo kata voor het eerst leerde. … Ik was niet opgeleid in de gekte waarbij kata slechts een nutteloze oefening was om een dangraad te behalen. Ik begon mijn kata te leren, lang voor mijn dangraad, en al mijn vrienden deden dat. Ik kon de randori no kata ongeveer toen ik 2e kyu was en ik was zeker geen uitzondering.

Ik was verbaasd wanneer ik andere steden of landen bezocht waar de kata houterig waren en duidelijk een oefening om nikserigheid te perfectioneren. Ik moet dat uitleggen. Laat ik Kata seoi als voorbeeld nemen. Mij was geleerd dat uke tori op de kruin van zijn hoofd slaat met een sterke, explosieve voorwaartse kracht. Tori moet tai sabaki doen en die kracht wegleiden van het hoofd naar beneden naar de tatami, met de vorm van kata seoi. Het was een echte aanval met een echte verdediging. Ik begon woorden te horen als ‘de lijn van de kata'... Snel leerde ik dat veel dojo meer bezig waren met deze lijnen dan de effectiviteit en het echte doel van kata leren. Ik zou met de normale jonge arrogante manieren van toen, gevraagd hebben hoe ik de kracht van een aanvallende uke neerwaarts moet leiden via deze exacte lijn. Ik werp uke niet, dat doet hij zelf. Voor mij hangt de vraag waar uke valt, helemaal af van hoe hard hij aanvalt en zijn grootte ten opzichte van de mijne? Hoe dichtbij kwam hij bij mij, hoe ver moest ik gaan om hem te grijpen, etc.
Vervolgens bekeek ik met grote interesse de acties van sommige beoefenaars die me veel beter leken dan ikzelf in kata. Perfecte aanvallen en perfecte landingen, tot op de centimeter exact volgens deze vreemde lijnen van het kata.
Ik begon mij kata te veranderen en ik deed mijn best om uke op die lijn te krijgen en het eindigde dat ik tegen mijn uke ging zeggen om rustig aan te doen, zodat ik het gewenste resultaat kon behalen. Snap je op wat een glad ijs ik me begaf? Ik was begonnen kata áf te leren en een waardeloze oefening in wiskunde en geometrie te doen. Symmetrie was het hoogste doel voor veel van deze dojo en mijn kata was zo levend dat mijn kata helemaal niet meer leek op die van hen. …

Als we het kata willen beoefenen omwille van de redenen waarom ik heb geleerd dat ze ontworpen zijn, moeten we de mentaliteit van het ´klonen´ veranderen. De randori no kata zijn instrumenten om te leren en onze gevechtstechnieken te perfectioneren, en zij geven ons die gouden kans binnen een raamwerk die in geen enkele andere vorm wordt aangeboden. Het geniale van het kata is dát.

Wat ik vandaag de dag op het judoforum zie, zelfs bij Kodansha, is voor mij niets meer dan een lege oefening waarbij elke aanval en verdediging zo wordt gemaakt, dat ze identiek zijn met een vastgesteld schema van regels en criteria, bedoeld om punten voor te geven op een scorekaartje, opdat een beoordeler een vergelijking kan maken tussen de een en de ander. Volgens mijn kennis tot op heden, is dat niet waar kata voor bedoeld zijn, of wel?

Om kata mooi te laten lijken, en om tori zijn uke te laten landen in een perfecte lijn op een perfecte manier, móet het op de een of andere manier betekenen dat uke een schijnaanval doet. Als uke aanvalt met kracht en een bedoeling, zal de reactie van tori een worp zijn die écht is, en die worp kan niet identiek herhaald worden aangezien geen enkele actie-reactie hetzelfde is. Iedere centimeter maakt een verschil, net als de snelheid van de aanval en verdediging. Als we besluiten dat uke móet landen op een bepaalde manier in deze graad en geen andere, dan moeten we een uke hebben die zijn stukje acteert zodat tori zijn worp mag doen en wat schieten we daarmee op? Hoe kunnen we dat gebruiken in randori? Welke les leren we ervan en hoe verhoudt zich dat tot onze randori? Wie kan daar nou een antwoord op geven? …

Elke kata die we leren heeft een onderhuids thema, een rode draad die er doorheen loopt. Als we een bepaalde kata gaan oefenen, leren we eerst de technische kant, en het is alleen na heel veel oefening en zelfonderzoek dat we beginnen te zien dat elke kata meer is dan een rijtje technieken. Er is altijd een onderliggend principe, een thema, een dynamiek die van belang is voor onze totale judo beoefening.

Degenen die het ju no kata beoefenen als 15 lichamelijke acties, missen het punt van dit kata. Het gaat om 15 oefeningen om je geest en emoties te beheersen/controleren. Het lichamelijke deel is ook een belangrijke les in Ju maar Ju zit voor 99% in de geest, zou mijn sensei zeggen!

Als tori in kata seoi werkelijk uke werpt, heeft hij het hele punt van de waza gemist! Uke werpt zichzelf en ‘alles’ wat tori doet, is zijn kont uit de vuurlinie steken, tai sabaki maken, en de kracht naar de bodem leiden en zo de vernietiging van uke controleren. Een pseudo-moord in een briljante actie. Als uke vijf centimeter meer naar links of rechts landt, is dat prima voor mij, wat ik nastreef is een niet-worp, maar een levende actie, het principe van actie-reactie

De moderne tomoe nage irriteert me. Mij was geleerd (en ik leerde) dat ik uke naar beneden moet drukken en bijna van de mat af, om een reactie van uke te krijgen. Hij duwt terug. Op precies dát moment dat uke terugduwt, geef ik mijn reactie en sta ik uke toe om over me heen te zeilen in tomoe nage. Als die correct wordt uitgevoerd, lijkt de opeenvolging van bewegingen spectaculair zonder onderbreking en valse acties. Als hij wordt uitgevoerd met als doel om te slagen of omwille van de punten op een scorekaart, wordt het zeker houterig en volgens mij zonder betekenis, of niet?

Nou zijn we er. Ofwel 99% van de kata in de wereld is naar de bliksem gegaan, of ik ben naar de bliksem. Een ding weet ik zeker: ik zal nooit kata onderrichten op de manier zoals het tegenwoordig wordt gedaan, no way, dat zou me stierlijk vervelen, en ook voor mijn leerlingen een nutteloze oefening zijn, stomvervelend. Ofschoon ik dus de uitvoeringsklonen respecteer, houd ik vast aan de manier waarop het mij is geleerd. …”

Misschien moet ik maar eens op reis gaan om Mike Hanon te ontmoeten. Om met hém kata te studeren omdat ik het precies zo aanvoel. Ik zie het in Nederland nog even niet. Niet alleen omdat ik niet kan trainen momenteel. Maar ook omdat ik het er eigenlijk niet mee eens ben zoals het gaat. Het laatste halfjaar, waarin ik de kans had om met een paar dangraadkandidaten te oefenen, heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik zero interesse heb in de zogenaamde Kodokan-video regeltjes. Ik wil mooi, levend en zachtmoedig judo. In harmonie, maar wél écht alsjeblieft. Vriendelijk én explosief. Uke geeft zich totaal aan tori en omgekeerd. Dát is het kata van Hanon, pardon, Kodokan kata. Als ik namelijk wil dansen, kan ik ook naar een dansstudio, die zijn er overal. Als ik zou willen vechten, zou ik wel een vechtsport doen in plaats van judo.
Ik sta in dubio. Wat moet ik verder in het Nederlands judo? Ik ben een volstrekte zonderling, een alternatieveling. Er zijn een paar mensen die mijn blog met aandacht lezen. Maar daarmee sta ik nog niet op de mat. En een danexamen met mijn ideeën en opvattingen… ik denk niet dat ik daarmee erg veel kans van slagen heb. Gesteld dat ik het al wíl op deze manier.

Soms heb ik het vervelende gevoel, dat het judo wat ik zo mooi vind, spoedig helemaal niet meer bestaat. Mike Hanon leeft in een soort ballingschap ver van zijn vaderland. Zijn gezondheid is slechter dan de mijne. Hij wordt massief tegengewerkt in de judowereld. Zou het levend judo dan tóch ten dode zijn opgeschreven? Als het niet zo is, laat de paar judoka die het wél willen beleven dan opstaan en zich verenigen. Want nu is het op sterven na dood, platgewalst door het anti-judo van hard vechtjudo enerzijds, en levenloos spel aan de andere kant. Het is vijf voor twaalf. Voor het echte judo en voor mij.

dinsdag 14 juni 2011

De ashi barai ofwel: het geheim van judo versus spierkracht

“Judoka zijn tegenwoordig zó sterk…”

Laatst werd er op een van de forums weer de aloude vraag gesteld: hoe zit het nu met judo en spierkracht? Is het nodig om sterk te zijn om te judoën? En dan natuurlijk weer de aloude voorbeelden van Jigoro Kano die als klein mannetje grotere kerels kon werpen, en of dat nu nog steeds zo zou werken, etcetera etcetera.

Nou, ik zou zeggen tegen een tengere en technische judoka: probeer het maar eens bij iemand als – pak’m beet: Henk Grol. De vergelijking is een anachronisme, maar laat een nieuwe Hirano of Mifune het maar eens proberen tegen Teddy Riner. Het zal niet lukken.

Ach, natuurlijk wordt techniek overwonnen door kracht. Natuurlijk. Een gebouw wat perfect gebouwd is, helemaal in balans staat, wordt net zo goed gesloopt als de sloopkogel zwaar genoeg is, of de hydrauliek van de machine zoveel power heeft. Je kunt dat natuurkundig berekenen.

Ik heb de laatste tijd nogal wat verhalen gehoord van dichtbij en ver weg, waarbij mij wederom gebleken is dat heel veel ‘judotraining’ nog steeds gaat over trekken en sleuren op volle kracht. Bijgevoegde feauteau komt uit het Russische bereik, nou, soms zegt een plaatje meer dan een heel verhaal. De 'Russen' staan echter ook in ons land op de mat. Probeer iemand maar door de mat heen te rammen, lekker ippon.

Competitiejudo, we moeten het gewoon toegeven, gaat om kracht. En hoe verder je komt, hoe meer het gaat om kracht. Wil je competitiejudo? Dan moet je sterk worden. Heel sterk. Geen gezeur, naar het krachthonk. Anders word je van de mat gegooid, punt uit.

Terug naar de basis

Jigoro Kano heeft judo opgezet met een pedagogisch doel. Vrede en harmonie door oefening op de tatami. Als we dan kijken naar het systeem dat hij ontwierp voor het fysieke gedeelte van het judo, hebben we bij de nagewaza de zogenaamde Gokyo, de veertig technieken van vijf keer acht: ikkyo, nikyo, sankyo, yonkyo, gokyo. En waarmee begint de allereerste serie technieken? De meeste judoka wéten dat niet eens: met de-ashi-barai. De basis. Niet de tweede beenworp, maar de allereerste!

In competitie zie je deze techniek zelden. Logisch. Want om de ashi barai goed te doen, mág je namelijk ab-so-luut géén overmatige spierkracht gebruiken. Absoluut niet.
De ashi barai is één van de meest intelligente technieken van het hele judo, durf ik te zeggen. Zó simpel, en zó perfect. Zó slim, en zó gevoelig. Zó effectief en zó licht als een veertje.

De ashi barai

Wie bij de ashi barai niet heel ontspannen staat, kan de techniek nooit of te nimmer toepassen. Want zonder het perfecte gevoel van wat uke doet, heeft tori nooit het exacte moment te pakken. Het sturen van dit gevoel, en het sturen van de bewegingen van uke door tori, is iets wat mislukt bij te veel kracht-toepassing. Dan weet uke wat tori wil, staat hij niet goed, stapt hij niet goed, en dan wordt hij niet gevangen op het cruciale moment.

De nieuwe vertaling van het boek van Toshiro Daigo Sensei ‘Wurfttechnieken des Kodokan Judo’ Band 2 – vorige week verschenen – geeft een uitgebreide uiteenzetting over het ontstaan van de ashiwaza, en een interview van Kuzudo Kudo met Jigoro Kano (blz. 50-52) waarin de stichter heel duidelijk aangeeft waar hij de drie basis-ashi-waza (de ashi barai, ko soto gari en sasae tsurikomi ashi) vandaan had en waarom deze de basis zijn van alle beentechnieken: omdat Kano in Kito Ryo en Tenjin Shin’yo-ryu leerde aanvoelen wanneer exact de partner uit balans gebracht werd en daarom ‘ziemlich einfach’ geworpen kon worden. Daarbij wordt de onbalans van de voet(en) aangevoeld en gelijktijdig de tsukuri toegepast. Volgens Kano ontdekte hij bij deze technieken de hele sleutel van het tsukuri-principe!

Voor het juiste begrip. De timing van de tsukuri is wezenlijk, en tegelijk moet tori exact aanvoelen hoe uke reageert op zijn bewegingen van voeten en handen. Op exact dát moment is de voet die geveegd moet worden éven niet op de mat, en dán is het razendsnel sturen-en-vegen, en uke gaat naar de mat. Onweerstaanbaar. Als een veertje.

Natuurlijk kan men uke gewoon met volle kracht omtrekken. Natuurlijk kan men uke gewoon met volle kracht het been wegvegen. Dat zie je heel af en toe in toernooien. Maar dan is het geen de ashi barai meer. De ashi barai vraagt slechts heel lichte beweging, heel soepel. Net als okuri ashi barai, uiteraard een verwante techniek. In Nage no Kata bijna een lichte dans, waarbij een vergelijkbare tsukuri en timing moet worden gevoeld, gecombineerd met de iets royalere derde stap door tori, opdat hij kan vegen. Ontspannen! Daigo zegt zowel in de Engelse als de Duitse uitgave héél uitdrukkelijk over het gebruik van kracht: “het is voldoende als de rechterhand de actie licht ondersteunt. Als hij te veel kracht gebruikt, wordt uke gedraaid en gaat het exacte moment voor het vegen verloren.”

Wie de ashi barai wel eens goed heeft toegepast (heb ik) weet hoe heerlijk het is om uke er mee te verassen. Ik heb het nooit gedaan met enige kracht. Ik ben namelijk niet zo sterk, al ben ik zwaar.

Wat is nou judo?

Ik ben een senior, zwak van gezondheid, en gepassioneerd van judo. Niet vanwege mijn persoonlijke frustratie over mijn gebrek aan competitiemogelijkheden, maar puur principieel ben ik gefascineerd door de perfectie van judotechnieken. Als ik in de rest van mijn judoleven slechts enkele van deze parels als tori zou kunnen leren toepassen in alle volkomenheid, was ik al tevreden. Wat ik met het bovenstaande wil zeggen is dit. Het is geen mythe dat judo bedoeld is om zonder veel kracht, puur op techniek, te kunnen werpen. Wie het juiste aanvoelen heeft, kan redelijk simpel een sterke reus werpen met de eerste basisworp uit de Gokyo. Het is gewoon waar. Alle geheimen van kuzushi en beweging zitten er in, helemaal. Wie die geheimen verstaat en toepast, is een echte judoka.

Er is één maar. Dit judo functioneert alleen maar als de partner op de mat niet stiekem een andere sport bedrijft. Dit judo werkt niet tegen karateka, worstelaars, en ook niet tegen competitiejudoka. Het aanvoelen van wat uke doet, kan alleen maar als uke minstens net zo ontspannen op de mat staat als tori. Tori kan nog zo zacht trekken en licht op zijn benen bewegen – tegen een aanstormende bulldozer is hij nergens. De ashi barai kan alleen maar perfect werken vanuit een ontspannen kumikata. Als die er niet is, kan een judoka maar twee dingen doen. Óf het krachtenspel meedoen en keihard trekken en trappen. Óf buigen en van de mat stappen, tot hij de judoka vindt die hem wel aanvoelt.

Er is een tweedeling ontstaan. Tussen judo en judo. Het ene ís het, het andere wordt zo genoemd en uitgezonden op tv. Hopelijk wordt het eerste niet alleen opgesloten in de boeken van Daigo-sensei, maar ook nog eens in de praktijk gebracht. Ik ga er voor. Niet om er ippon mee te scoren, maar om het heerlijke gevoel van lichtheid, vloeiende energie, ene zachte beweging. Kano wist het, hij heeft het gesystematiseerd in zijn judo. Ik weet het, ik heb het gevoeld en het smaakt onvoorstelbaar naar meer.

Aanbeveling: de twee banden ‘Wurftechniken des Kodokan Judo’ door Toshiro Daigo, Duitse complete editie (2 banden tot nu toe) zie: dieter-born.de. Wie dát leest, wordt helemaal gepassioneerd van het totale echte judo zoals het nog steeds bestaat…

zaterdag 11 juni 2011

Compleet judo

De afgelopen dagen heb ik nogal eens getreurd om mijn recente aandoening, vriend trombose die zich weer heeft gemeld in mijn linkerbeen. Je leven staat sowieso al behoorlijk op zijn kop, en het perspectief om in je judo nooit meer zo frank en vrij te kunnen vallen als ik wil – geen ukemi – is nogal… zeg maar: deprimerend. Voor iemand die net zo lekker op weg was om te genieten van het uke-zijn althans.

Het is misschien een afwijking, maar als ik eerlijk ben, genoot ik op zich meer om uke te zijn bij een goede tori, dan dat ik zo nodig iemand anders moest domineren. Niet omdat ik zo’n rotzak ben als uke in nage no kata, hoor, maar toch. Ik geef me gewoon graag helemaal, zaliger jezelf te geven dan te nemen, zoiets. Dan is het loslaten van juist dát aspect extra zuur.

Is dat alles?


Ik heb uiteraard mijn verdriet uitgesproken bij de vrienden op judoforum.com. En zoals je van judovrienden mag verwachten, regent het bemoedigende woorden. Er zijn er die gewoon ukemi nemen mét antistollingsmedicijnen. Hmmm… ik ben graag uke, maar of ik daarvoor bont en blauw moet worden? Maar het is waar: als je goede ukemi doet, is dat uiteraard minder gevaarlijk dan een valpartijtje op het ijs zoals ik afgelopen winter meemaakte. En als je dan moet doodvallen, dan nog liever op de mat dan op de stoep. Geen mens gaat voor zijn tijd, zeggen we dan. Verder is ukemi natuurlijk ook niet extra gevaarlijk als je rolt. Wat een kwestie van techniek is. Maar ja, of het goed gaat hangt erg af van een goede tori. Je kunt je niet zomaar aan iedereen geven. Dat was overigens al zo…
Verder is het natuurlijk ook zo, dat er volop judo is waarbij je helemaal niet valt. Alle newaza is relatief onschuldig, ook als uke. En ofschoon ik dus graag uke ben, kun je ook altijd nog tori zijn in tachi waza en nage no kata.
Om dan niet te spreken van de vele judo-kata die ik nog helemaal niet ken. Katame no kata, ju no kata… daarbij kan ik zelfs volop uke zijn!

Compleet judo?


Mijn grootste verdriet is, dat ik zo graag een compleet judoka zou zijn. Compleet. Met alles er op en er aan. Aan de andere kant… wat is nou compleet judo? Wie beoefent dat nou eigenlijk? De meeste judoka boefenen ook maar een klein stukje van het judo en dat is niet nieuw.
“Ik heb gehoord van de meesters en anderen dat het niet anders was in het verleden, maar de meesten die judo beoefenen in de dojo zetten hun zinnen op randori en neigen ernaar om kata-oefening te verwaarlozen. De reden is dat, omdat randori competitie in zich draagt, het veel leuker is dan de erg geformaliseerde training van kata.” (Mind over Muscle, blz. 140)

Nu we het daar tóch over hebben. Onze vriend Jigoro Kano was te trots als stichter en Japanner om het toe te geven, maar er zijn weinig of geen getuigenissen van de oude Kano te vinden dat hij lekker aan het randoriën was. Integendeel. Het is zeer de vraag of Kano op iets latere leeftijd zijn judogi nog ooit uit de kast haalde. Hij deed eigenlijk alleen nog (ju no) kata en zag daarin de perfectie van het judo. Mooi gezegd, maar weten wij of hij fysiek de rest nog wel kon? Zei hij daarom deze ware woorden:
“Een andere reden waarom ik kata-oefening aanbeveel is, dat als je alleen randori doet, je wel zonder veel moeilijkheden kan doorgaan tot op hoge leeftijd, maar als je halverwege ophoudt, zul je meer lichamelijke moeilijkheden ondervinden als je ouder wordt. Kata kan echter met relatief gemak worden beoefend tot gevorderde leeftijd. Maar omdat kata minder enthousiasme oproept dan randori, is het zo dat als je er niet vaardig in bent, je de interesse in kata-oefening zal verliezen. Precies om die reden is een consistente en geëngageerde kata-oefening essentieel vanaf jonge leeftijd, om interesse te kweken, vaardigheid te bevorderen, en de student in staat te stellen om te genieten van een volwaardige en uitdagende bezigheid in het judo, tot op hoge leeftijd.” (Mind over Muscle blz. 142)

Volwaardige en uitdagende bezigheid? Jazeker.

Ambities

Misschien moet ik mijn ambities maar een beetje bijstellen. Ik ben geen twintig meer en na de lichamelijke ongemakken die we maar gemakshalve de veroudering van het lichaam noemen *kuch* zal ik – ondanks dat er judoka zijn die langer alles kunnen – mijn stapje terug moeten doen. Judoka zijn in de judovormen die veilig kúnnen – en dat zijn er nogal wat! Als ik me wil geven, is er genoeg te geven, nog steeds! Aangepast aan leeftijd en beperkingen. Vergeleken met zeer veel andere judoka in ons land, hoe succesvol ze ook zijn, weet ik wel zeker dat ik (ook door mijn studiematige aanpak van judo in alle facetten van de weg) op zich al redelijk compleet bezig ben. Oké, ik mis de wedstrijden, maar dat dééd ik al niet, om vele redenen. Ik mis vanaf nu stukken van de ukemi. Maar ik wil de rest wél, en wat ik kan, dat zál ik doen als God het me geeft. Dat is (sorry om te zeggen) al heel wat meer dan de beperkte visie van de velen die wél wedstrijden doen, wél hard randoriën en vallen, maar verder zo ongeveer alles missen: het kata, de studie, de levenswijze, de diepere aspecten.

Wanneer ben je nu een compleet judoka? Als zelfs de Stichter meer dan de helft niet meer deed, waar heb IK het dan over? Judo is ‘ju’ en als je natuurlijk bent, luister je naar de natuur. Laat de kids maar hard gooien, en laat mij maar hard mezelf zijn.

Partner

Mijn grootste probleem is momenteel eigenlijk niet mijn pijnlijke lichaam. Niet mijn medicijnen. Niet het gemis van stukken judo. Nee, ik mis een partner/partners met wie ik dit allemaal zou kunnen beleven. Judoka zijn er zat. Maar in onze club is het seniorenjudo zo goed als afwezig. Er is zoveel judo te doen voor mij. Compleet judo, méér dan ik gedacht zou hebben. Maar… wie kan mijn judo completeren?

vrijdag 10 juni 2011

Mitesco 和 wa – zalig de zachtmoedigen

Dit judoblog heet ‘Mitesco’ en er zijn toch maar weinig mensen die in de gaten hebben waarom eigenlijk. Het staat wel in het profiel ter rechterzijde, maar wie leest dat?

Het Latijnse woord ‘mitis’ betekent ‘zacht, vriendelijk, mild’. ‘Mitigo’ betekent ‘kalmeren, mild stemmen, temmen’ (naar een ander). ‘Mitesco’ is het werkwoord dat het wordingsproces aanduidt, je eigen persoonlijke houding, je groei (naar jezelf). "Ik word zachtmoedig."

Zachtmoedigheid

Ik vertaal het woord het liefst met ‘zachtmoedigheid’. Een zacht gemoed. Moed is er ook zeker voor nodig om zo te willen zijn, maar hier gaat het toch vooral over je hart, ‘zachtaardig’ zijn. Wat wil je eigenlijk ten diepste van binnen? Zacht of hard zijn?
De vraag is natuurlijk: waarom zou je? Waarom is het beter om zachtmoedig dan hardmoedig te zijn? Kom je in deze wereld niet veel verder als je méér bent dan een ‘zacht ei’? Je moet toch voor jezelf kunnen opkomen? Je verdedigen? Dat is toch óók judo, hard gegooid worden en hard gooien? Een ippon is toch nooit zacht? Wat heb je dus aan al die mooie idealen, zo is het leven toch ook niet? Zo is het judo toch ook niet?

Filosofische bron


Mitesco gaat nu even een heel ander spoor dan de lezer gewend is. De lezers die weten wie ik in werkelijkheid ben, snappen waarom ik deze uiteenzetting kan houden.

De oudste klassieke filosofie beschouwt de zachtmoedigheid meer als een deugd van ‘balans’. Het Griekse woord is Praotès (of prautès), en komt voor bij Aristoteles (384-322 v.Chr.): het is het juiste midden tussen twee extremen, nl.: kwaad worden zonder reden, en helemaal niet kwaad worden. Het heeft te maken met energie-expressie. Daarom is praotès zoiets als: boos worden op het juiste moment, in de juiste mate, en omwille van de juiste reden. Het is een gesteltenis van geest en hart welke zachtheid laat zien, maar niet in slapheid, maar in kracht. Het is balans, geboren uit een sterk karakter. Het vraagt meer innerlijke kracht om woede te beheersen. Zachtmoedigheid is zo bezien een deugd van zelfbeheersing in het oude Griekenland.

Zachtmoedigheid is ook een deugd die balans zoekt tussen onze natuurlijke hardheid en het rechtvaardige verlangen naar wraak – waaruit alle woede voortkomt (Aristoteles). Zachtmoedigheid is bovendien een deugd die alleen kan bestaan op basis van gelijkheid tussen mensen. Als je namelijk je woede tempert in een situatie waarin je superieur bent aan een ander, noemen we dat ‘clementie’, een soort ‘gratie’, afzien dus van terechte wraak en straf. Zachtmoedigheid is iets wat je bewijst aan iedereen, en zelfs als je ondergeschikt bent. Aldus de Latijnse schrijver Seneca (± 4 v.Chr.- 65 n.Chr.:De Clementia II, 3)

In de Bijbel komt de zachtmoedigheid veel voor. Niet alleen in de christelijke betekenis, van Jezus die "zachtmoedig en nederig van hart" was (Matteus 11, 29). Ook van Mozes (13e eeuw v.Chr.) wordt gezegd, dat hij de ‘zachtmoedigste mens op aarde’ was (Numeri 12,3). Terwijl Mozes ook een krachtig leider was, die recht sprak, maar ook hard kon aanpakken. Sterk, maar in balans. En daarom zachtmoedig.

Sterk karakter


Zachtmoedigheid is dus absoluut géén slapheid, maar meer gecontroleerde kracht, fysiek en mentaal, en altijd in relatie tot een ander. De juiste kumikata, zou je mogen zeggen. Het tegenovergestelde van ‘domme kracht’. Het tegenovergestelde van hoogmoed en trots. Daarom is het ook een deugd die nodig is voor wie zich aan God wil onderwerpen, of wie zich op welke manier dan ook in liefde aan een ander wil aanbieden. Zachtmoedigheid laat fundamenteel het eigen ego los, met als doel: eenheid en harmonie met een ander. Omdat zachtmoedigheid het zelveloze aspect van liefde is, kán het ook alleen maar voortkomen uit een sterk karakter. Mensen met een zwak karakter zijn altijd bezig met zichzelf en wat anderen van hen vinden. Bang in zelfbehoud. Als je weet wie je bent en/of kunt geloven in een God, ben je niet zo snel uit het veld geslagen of op je eigen ik teruggeworpen. Dan kun je je vrij geven.

Judo toepassing

Kijk, daar kan een judoka ook wat mee. Deze vorm van zachtmoedigheid is nauw verwant met iedere praktische toepassing op de mat. Gecontroleerde kracht! Je energie altijd in de juiste mate laten stromen, nooit te veel, nooit te weinig. Beheerst. En je daarbij afstemmen op de ander, komend vanuit je eigen innerlijke balans. En op basis van volstrekte onderlinge gelijkheid. Dat wil zeggen: tussen de judoka als personen. Al is de één misschien technisch beter of fysiek sterker. Dan nog: in alles beheerst en mentaal dus sterk.

De zachtmoedigheid als mentale sterkte, is een concrete toepassing van seiryoku zenyo in het judo. Als mensen judo wel eens vertalen met ‘de zachte weg’, dan moeten we dat op deze manier verstaan. Niet als een weg voor laffe losers. Juist een weg voor mensen die heel bewust kiezen voor deze beheersing in alles. En die zo hun energie weten te sparen en precies juist te gebruiken. Een sterk karakter in judo.

Maar ook is het een uitdrukking van jita kyoei. Wie zachtmoedig is, kan onzelfzuchtig handelen zoals de Samurai dat deden. Geen watjes, die Samurai. Maar wel mensen van eer en geweten, sterk, maar bereid om hun eigen ik los te laten. Jezelf durven aanbieden ten dienste van de samenleving, de ander, de wereld. Een sterk karakter dat zich kan offeren in dienstbaarheid. Dat brengt wederzijds welzijn. Dat brengt vrede. Geen welzijn zonder offer, geen offer zonder liefde en zachtmoedigheid, geen zachtmoedigheid zonder sterkte en moed.

Levenstoepassing

Wees bereid om tijd en energie te geven om iemand anders te helpen. Met die fundamentele vriendelijkheid kun je een zegen zijn voor iemand anders, ook al kost het je iets, je tijd en energie. En vooral: doe het niet om het aan anderen te laten zien of jezelf te verheerlijken.
Laat altijd in alles de noden en behoeften van anderen op de eerste plaats komen. Laat anderen voorgaan. Wees bereid je eigen plaats of ambitie op te geven. Wees gehoorzaam. Luister attent als iemand anders tot je spreekt. Wees op tijd op afspraken. Heb geen onnodige kritiek op anderen. Probeer altijd opbouwend te zijn… Dit is judo in het alledaagse bestaan, volledig inspelend op anderen. Dojo-etiquette op straat.

Zachtmoedigheid van twee kanten is 和 wa


Als één judoka deze houding aanneemt, maar de ander niet, dan wordt het moeilijk met de zachtmoedige beheersing. Dan kan die ene judoka nog zo vriendelijk zijn, maar de ander zal denken ‘dat komt mooi uit’ en die gaat dan vol in de aanval. In dat geval zal de zachtmoedige zich daaraan moeten aanpassen, of hij wordt een soort werpvlees. Dan nog niet te ver gaan, niet zichzelf verliezen, maar wel iets meer ‘woede’ in zijn technieken leggen. Zo niet, dan is er geen gelijkheid meer, geen balans en dus geen judo. Maar het kost wel veel energie, meer dan je zou willen geven. En leuk is anders.

Beter is het, als beide judoka dezelfde overtuiging hebben. Dan krijg je de situatie dat beide judoka met een zelfde totale innerlijke beheersing met elkaar omgaan en dan ontstaat er wat we noemen ‘harmonie’. Harmonie in de wederzijdse persoonlijke balans. Energie die in balans blijft. Daarvoor is het Japanse karakter 和 wa van toepassing. Harmonie die heel sterk is, omdat er twee sterke karakters, personen, bij elkaar komen. Wa als een teken van sterkte, niet van zwakte. Hoe sterker de personen, hoe sterker de harmonie…
Die harmonie kan overigens ook al gaan werken als de beide judoka helemaal niet werpen. Zie al mijn eerdere blogs over kumikata. Die harmonie kan zelfs bestaan op afstand, zoals aikidoka elkaar soms niet eens fysiek hoeven aan te raken. Dan wordt het helemaal geestelijk. Jigoro Kano bedoelde dat als hij in zijn latere jaren voortdurend sprak over vriendschap en verbroedering tussen mensen. Harmonie vanuit een innerlijke houding van 和 wa. Dat kan ook bestaan in vriendschap op afstand, in betrokkenheid op mensen die je niet eens kent. Wie leeft vanuit wa, kan van iedereen houden die in harmonie wil leven.

Wa-sei - 和成

Mitesco is een werkwoord. 'Wa'(和)is een houding die je niet zomaar 'hebt', het is een woord wat een inspanning vraagt, een permanente toeleg. Willen, wilskracht, en het met veel geduld en volharding voltooien. Ik zeg daarom: ik moet het nog worden. Ik wil zachtmoedig en in harmonie leven, maar dat is elke dag een keuze waarvoor ik moet strijden. Seí (成) is het werkwoord achter mijn 'wa'. Ik geloof dat ik de kracht van de harmonie en liefde in me heb, maar voordat het kan stromen en werkelijkheid wordt. De perfectie is er denk ik pas als we dit leven afsluiten...
曾子曰‘士、不可以不弘毅、任重而道遠。仁以為己任、不亦重乎、死而後已、不亦遠乎’
Tseng Tzu zei: “een goed mens moet sterk en resoluut zijn, want zijn last is zwaar en de weg is lang. Hij neemt de welwillendheid (ren) als zijn last. Is dat niet zwaar? Alleen bij de dood komt er een einde aan de weg. Is dat niet lang? Confucius, LunYu 8.7.

Het goddelijk leven

Erasmus van Rotterdam zei in zijn Enchiridion militis Christiani: “De zachtmoedigheid maakt ons ontvankelijk voor de goddelijke geest.” Het is weliswaar wat voor gelovige mensen, maar de schrijver van dit blog zit zo in elkaar. De perfectie van ons leven, als judoka (jiko no kansei) en als mens, is gelegen in liefde, harmonie, eenheid met een Geest die eeuwig is. Dat kan je christelijk verstaan, maar ook een boeddhist zal dat be-amen. Een innerlijke vrijheid waarnaar je alleen maar kunt verlangen. Wat Jezus zegt : “zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.” (Matteus 5,5) Wie zachtmoedig is, wordt vrij, gelukkig, rijk in geestelijke zin. Perfectie. Een nobel bestaan.

Paulus van Tarsus (3-64 n.Chr.) zegt in zijn brief aan de Galaten (5, 13-22) een woord van wijsheid:
Broeders, gij werd geroepen tot vrijheid. Alleen, misbruik de vrijheid niet als voorwendsel voor de zelfzucht. Integendeel, dient elkander door de liefde. Want de hele wet is vervat in dit ene woord: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Maar als ge elkaar blijft bijten en klauwen, vrees ik dat ge elkaar in het eind zult verslinden. Ik bedoel dit: leef naar de Geest, dan zult ge de begeerte van de zelfzucht niet volvoeren. Want de zelfzucht begeert tegen de Geest en de Geest tegen de zelfzucht, want ze zijn elkaars tegenstanders, zodat ge niet doet wat ge zoudt willen doen. De uitingen van zelfzucht zijn bekend, zoals ontucht, onreinheid, losbandigheid; afgodendienst, toverij, vijandschap, twist, afgunst, uitbarstingen van woede, intriges, ruzies, partijschappen, jaloersheden; drinkgelagen, orgieën en dergelijke. (…) Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid (Grieks: prautès), ingetogenheid.

In judo termen: wie zachtmoedig leeft, wordt innerlijk vrij en één met de ander. Mitesco. Ik wil het worden. Harmonie. Ik wil het worden, samen met anderen.Wa. 和. Ik wens het iedereen toe. Zalig de zachtmoedigen. Proficiat voor wie zo wil leven!

woensdag 1 juni 2011

Hardheid en zachtheid

Ik heb altijd gevonden dat elke poging om judo te intellectualiseren als een filosofie, de verkeerde weg is, iets van een oppervlakkig leren. Op die manier leren betekent, dat als het karakter tot het uiterste wordt gedwongen, het verdwijnt en dan blijkt het karakter niets te zijn. Hoge morele waarden in de studenten aan te brengen is dwaas in mijn opvatting. Al deze mooie kwaliteiten leren we in het judo door judo te doen. Heel veel judo, heel veel jaren. Ze moeten niet het doel van de beoefening zijn, maar een bijproduct. Het doel van beoefening moet de beoefening zijn. Hard, zonder medelijden, zonder pauze, niets cadeau geven. (S., op Makoto forum)

Deze woorden komen uit de pen van een Britse judoka die er aan toevoegt dat het hem niets interesseert of veel mensen daarom afhaken “niet iedereen is uit het juiste hout gesneden om een Judoka te zijn. Het is een elite club, als het goed is.”

In geval dat deze meneer gelijk heeft, ben ik niet uit het judohout gesneden. Maar helaas moet ik wel tot de trieste conclusie komen dat er wel heel veel mensen in de judowereld net zo over denken. Keihard knokken als doel in zich.

Het echte judo gaat verdwijnen

Afgelopen week had ik een interessant gesprek met een oude sensei wiens naam ik niet zal noemen. Een oude rot in het vak, meer dan een halve eeuw op de mat, en vertrouwd met kampioenen. Hij was somber over de toekomst van het judo. Het echte judo gaat verdwijnen, zei hij. Ik had dit nooit uit zijn mond verwacht. En zeker niet de reden waarom. Het gaat bij judo niet meer om techniek en mooi judo, maar om kracht en beng-beng. Zoiets zei hij. De nieuwe regels voor het wedstrijdjudo blijken niet te werken. Vanaf het niveau -17 worden judoka zó sterk, zó sterk… alles is mogelijk, en ze smijten je alle kanten op. En schoppen, schoppen, en tegen je oren slaan als de scheidsrechters het niet zien, alles om de tegenstander te intimideren. Het is geen judo meer.

Wat denkt de boven geciteerde Brit over die realiteit van het judo? Ja, ik kan volledig volgen dat je om nog mee te komen in dat harde judo, je wel zó ongelooflijk hard zult moeten zijn, en moet trainen als een beest. Conditioneel en tactisch. En vaak ook gemeen. En dus, meneer de Brit, waar blijven dan die waarden als ze niet op de voorgrond mogen staan, maar die volgens u zo impliciet worden overgedragen? Wat zijn die doelen van het judo dan nog?

Ik zal u zeggen wat daarmee gebeurt. Niets. Ik ben de laatste die zal ontkennen dat het trainen stevig en gedisciplineerd moet zijn. Judo is niet iets voor watjes. Je moet leren vallen en opstaan. Door pijn heenknokken. De overwinning van jezelf. Je helemaal geven. Maar dat betekent méér dan de harde fysieke training waar hier over gesproken wordt. Dat doel van judo is een mentaal doel, geen bijprodukt.

Het echte leven

Ik was vanmiddag op bezoek bij iemand die net zijn vrouw heeft verloren. De gevreesde ziekte. Een hele strijd, en dan hoor je ook een heel leven van twee mensen die bijna vijftig jaar met elkaar hebben opgetrokken. Welnu, toen ik hoorde hoe deze twee mensen volmaakt op elkaar inspeelden, en de weduwnaar me precies vertelde hoe hij heel attent was geweest voor zijn vrouw, en dat ze beiden gelukkig waren geworden door geven en nemen, goed luisteren en zo de perfecte harmonie bereikten tot die beroemde laatste ademtocht… dan word je even stil. Jezelf geven wordt daarin volmaakt. Niks hardheid, alleen medelijden.
Toen ik thuiskwam en las wat onze Brit dan zegt over judo, dan denk ik: meneer de Brit heeft er he-le-maal nog niets van begrepen. Judo is wel degelijk iets van het hele leven. Het is een houding, een leerschool. Maar het echte leven tussen mensen is véél subtieler en véél zwaarder dan zoveel uren op de mat. Och, ik gun niemand dat ze door de zwaarste ziekte, verlatenheid en lijden heen moeten. Maar ik kan je uit eigen ervaring en mijn werk waarin ik zo veel met zieken en stervenden mag omgaan, dat het echte leven veel meer vallen en opstaan, geven en nemen is, dan de meest harde wedstrijden, en de meest gevoelige kumikata bij elkaar. De weduwnaar van vanmiddag heeft nooit van judo gehoord misschien, maar wat hij leeft, is méér judo dan die beng-beng judoka van tegenwoordig.

Zachtheid triomfeert over hardheid?


Ik kom terug bij de oude sensei die zo somber is over het judo. Ik zie het gebeuren dat het langzaam sterft, zoals ik ook zie dat de mensen die zo kunnen geven en nemen in subtiliteit en zachtheid van het leven, op het punt staan om uit te sterven. Ook het gewone leven is steeds meer keihard, hoe mensen met elkaar omgaan. We hebben niet meer het geduld en de liefde om met zachtheid naar elkaar te luisteren als in een perfecte eenheid van de geestelijke kumikata. We voelen tussen mensen vaak net zo weinig als in ons judo. Het is allemaal beng-beng. En het ergste is: de meeste mensen zijn al zo potdicht en verhard, dat ze het probleem niet eens meer zien. So what, harde wereld? Ik ben ook hard. Welnu… daaraan gaan huwelijken kapot, daarmee maken mensen elkaar kapot en daaraan… gaat ook het judo kapot.

Lao Tsu zegt: “Zachtheid triomfeert over hardheid, kwetsbaarheid over kracht. Wat buigzaam is, is altijd superieur aan wat onwrikbaar is. Dat is het principe van dingen beheersen door met ze op weg te gaan, ze meester worden door je aan te passen.” De weduwnaar beleefde dat. En de oude sensei. En ik wil dat beleven. Wie nog meer? De Britse judoka niet, denk ik.

Somber?


Maar gaat de zachtheid van Lao Tsu het winnen?
Ik ben somber en triest over het judo en onze samenleving. Ofschoon ik eigenlijk een enorme optimist ben en geloof in opvoeding en vooruitgang. Maar ik zie het gewoon niet (meer) lukken. Ik weet dat judo in theorie zou moeten/kunnen bijdragen aan een betere samenleving. En dat judoka daaraan zouden moeten bijdragen. Maar ik zie het niet in werkelijkheid. We hebben teveel judoka als de Brit van het begin. En te weinig van de oude sensei. We hebben teveel mensen die judoka aansporen om harder te worden. Harder worden in een harde wereld. Pas je maar aan, zo is het leven. Aaarggghhh!!!
Het echte leven waar het om gaat, heeft juist liefde nodig… Wij zouden het op de mat moeten leren delen met elkaar. Maar we leren de vuisten te ballen in plaats van onze handen te openen. Ik weet niet waar dat heen moet. Of het zo nog goed komt met het judo. Je hebt gelijk, oude sensei.

Dit alles overdenkend, denk ik nog steeds met veel idealisme over judo, dat zal altijd blijven. Maar ik ben toch ook wel dankbaar dat ik ook aikido heb mogen ontdekken. Want ik kan definitief niet leven met dit soort hardheid. Het maakt onze wereld kapot. Daar train ik niet voor. Nooit. Want het leven mag niet nog harder worden dan het al is. Wat kan judo er nog aan bijdragen??? Misschien alleen wat ik doe en nog een enkele andere judoka van gelijke zin. De judo renaissance - als die er komt - zal moeten beginnen met een enkele idealist.

Judo brengt mensen niet altijd bij elkaar



De Israëlische judoka Arik Zeevi wint in een kwalificatiegevecht voor de Olympische Spelen van 2012 in Londen te Moskou (afgelopen zondag) in de kwartfinale van de Egyptenaar Ramadan Darwish. Deze weigert hem na afloop de hand te schudden. Ook niet als de scheidsrechter hem daartoe nogmaals maant.

Hier word ik dus helemaal verdrietig van. Geen woorden voor. Jita kyoei? Judo zou mensen bij elkaar moeten brengen, zoals ik eerder kon berichten over geslaagde initiatieven waarin juist Joden en Moslims samen trainen. Maar in dit type competitie ligt het blijkbaar anders. Een schande.