dinsdag 26 maart 2013

Samen-werken voor elkaars geluk

Op Facebook trof ik wederom een boeiend plaatje. Plaatjes zeggen vaak zo veel! Kijk er naar en denk er over...




Ook judoka lijken soms niet helemaal door te hebben waar jita kyoei voor staat. Ik schrijf (en zeg) daar binnenkort nog wel eens wat meer over, maar dit plaatje opent vast een deur.

Snap je het? 

De koning en de pion kunnen elkaar beschouwen als concurrenten en elkaar dood willen vechten. Maar ze zijn allebei wit (net als judoka). Wit en zwart beconcurreren elkaar, zoals ook wit en blauw op de wedstrijdmat. Jaja. Maar als we trainen en beiden aan dezelfde 'kant' staan (wit), moeten we ten diepste beseffen wat het wederzijdse voordeel is van partnerschap. Als we allebei hard werken, zullen we daar allebei de positieve vruchten van plukken. De 'jongere' judoka (of die met een 'lagere' band) zal veel leren van de 'koning' met een zwarte band. Maar de 'koning' wordt ook geholpen door de jongeren, leert ook van hen, en groeit op zijn manier ook. Hoe meer partners we hebben die allemaal van elkaar leren, hoe langer we plezier in het judo zullen hebben. En elkaar dus niet beconcurreren, ook en vooral niet bij randori. Randori is in zekere zin een leer-spel. Je wint pas als je niet wilt winnen. Soms is uke zijn ook veel leuker, als je partner maar leuk is... En altijd bescherm je elkaar, werk je aan elkaars veiligheid. Zoals de pion de koning verdedigt...

Dit geldt niet alleen op de mat. Ook in het onderlinge gesprek, in vergaderingen en álle intermenselijke relaties, moeten alle niveau's binnen een organisatie leren mét elkaar op te trekken vanuit datzelfde besef dat je elkaar nodig hebt, omdat je samen voor dezelfde missie staat. Dat betekent ook daar: werken aan inzicht wat partnerschap is.  Niet meteen een stijve-armen-randori willen doen, maar meegeven en je doelen helder houden. Dat vraagt een zekere zachtmoedigheid, en niet de starre houding waarmee velen in het leven staan.

Hmmm wie zal het langste op het schaakbord van het leven staan? Wie is de slimste schaker? Dat is dezelfde als die slimme judoka, de beste team-manager, de beste... mens. Ja, pas als je de ander als partner in je leven ziet, kun je groeien. Naar wederzijds welzijn en geluk. Waar lijkt dat nou op???

zondag 24 maart 2013

Het gevoel van kumi-kata

Ik heb op dit weblog al héél veel geschreven over kumikata. Kijk maar bij de labels (rechts), alle blogs daarover zijn terug te vinden.  Daarom horen op dit blog ook de eerste stukjes te staan die ik in 2008 schreef op de grote website. Bij deze dus...

kumikata beren
Goede grip heeft alles te maken met de volgende factoren:
  • ervaring: pas na langdurig oefenen heeft een judoka de juiste balans gevonden tussen wat hij voelt, en wat hij kan doen met zijn kumi-kata.
  • kracht: de juiste balans tussen grijpen, loslaten, kracht zetten of ontspannen, maakt dat de judoka kan wisselen tussen ervaren, reageren, bewegen met het lichaam (omwille van de kuzushi) of vastigheid (bij de worp).
  • ontspanning: pas als de handen en de armen vrij zijn van kramp of stress, is de greep ongrijpbaar voor de ander en vrij voor de judoka om ermee te handelen.
  • de strakheid van de judojas. Een goede jas geeft grip, maar een losse jas die om het lichaam zwiebert, misleidt de bewegingen.
Er is daarom geen toverformule voor een goede kumi-kata te geven. Het hangt af van de ander welke grip de beste is voor dat moment en welke techniek. Alleen al het gegeven dat er een linkshandige partner kan zijn, betekent een andere greep (aiyotsu bij gelijke greep; kenka-yotsu bij een ongelijke greep van een rechts- en linkshandige). Verschil in lichaamslengte betekent ook een verschil in de hoogte waarmee iemand de ander kan vastgrijpen. Daarnaast heeft elke techniek een eigen ideaal 'aangrijpingspunt' waarbij de krachten ideaal kunnen worden geleid.

Het belangrijkste echter van kumi-kata is, dat de handen werken als antennes. Dat is niet gemakkelijk uit te leggen op een webpagina. Met de handen en vingers voelt de judoka tijdens de kumi-kata wat de bedoelingen van de ander gaan zijn. Hij voelt de bewegingen, zowel wat hij in de tillende of trekkende hand van de ander merkt, als wat hij zelf bespeurt met zijn eigen handen. De hand waarmee hij schrijft is niet alleen de krachtigste hand (normaal gesproken) maar ook de hand waarin het natuurlijk gevoel het sterkste aanwezig is. Die hand pakt de revers (of hoger de kraag) van de ander vast en ervaart daarin op een natuurlijke manier de hele beweging van het (boven)lichaam op een speciale manier. Dat verraadt wat de armen soms verbergen. Het belangrijkste is: balans. Als de ander namelijk door het buigen of strekken van de armen beweging voorbrengt bij jou, dan kan het zijn dat zijn bovenlichaam nog steeds perfect recht boven het zwaartepunt ligt. Tegelijk kan het bovenlichaam niet stil blijven als de ander zijn armen flexibel laat meebewegen, maar hij ondertussen op zijn voeten beweegt. Wat de ogen niet allemaal tegelijk kunnen zien, kunnen de handen waarnemen in de pakking: hoe het lichaam in balans blijft (of niet) als het boven en onder voortdurend beweegt. De combinatie van de beweging die wordt gevoeld, combineert de judoka bliksemsnel in de conclusie of de ander kuzushi is, en of een specifieke worp kans van slagen kan hebben. Waar het gevoel precies zit, is uiteindelijk moeilijk in het algemeen te zeggen.

Bij de grip is de duim een cruciaal instrument, omdat die meer aan de 'binnenkant' van de grip werkt. Met de duim wordt de grijpkracht gedoseerd en dus de flexibiliteit van de kumi-kata bepaald - en dus eigenlijk alles.
In judo, als iemand de mouw of revers van de ander pakt, gebruikt hij 4 vingers van iedere hand en steekt de duim uit. Of hij de ander duwt of trekt, zonder hard te drukken met de duim kan hij hij de ander niet stevig pakken en de snelheid wordt verminderd. Bovendien kan de ander gemakkelijk loskomen uit je pakking op de mouw of revers. De 4 vingers bewerken dus een kracht naar binnen, terwijl de duim de tegengestelde kracht bewerkt, een stevige pakking scheppend. Daarom is het niet-gebruiken van de duim tegen 'the principle of dynamics'. Hoewel ik weet hoe efficient het is om de duim te gebruiken, was het niet gemakkelijk voor mij om het te beheersen. Tegenwoordig, waar ik ook kijk, zie ik echter niemand grijpen met 5 vingers, wat jammer is.
Masahiko Kimura, 1917-1993
Tegelijk bestaat grip uit meer dan alleen de handen. De handen werken niet los van de rest van het lichaam. Met name de houding van de armen is cruciaal. De spieren in de hand bewegen in samenhang met de armspieren en de aansturing vanuit de schouders. Wie een sterke kumi-kata aanzet en stevig vastpakt, bijvoorbeeld voor de worp, moet de armspieren ook spannen. Dat kan de ander al voelen in je schouders en de wijze waarop het bovenlichaam werkt. Ook een hand die een losse jas grijpt, verraadt zich als de spierbeweging in schouders en arm kan worden waargenomen. Het is niet mogelijk om met ontspannen armspieren de hand stevig te laten grijpen.

Daarom is bij een goede kumi-kata van groot belang om de kracht heel goed te doseren. Veel kracht tijdens kumi-kata zetten verraadt niet alleen de strategie, maar verspilt ook energie die je nodig hebt voor de krachtsimpuls van de worptechniek. Maar wat zeker zo belangrijk is: het brengt je balans in gevaar. Dat is heen gemakkelijk in te zien. Wie met strakke, gespannen armen vecht (of zelfs de armen strekt) kan nooit meer flexibel reageren op de bewegingen van de ander. En omdat het veranderen van de druk van de spierbundels voelbaar is voor de ander, betekent het veranderen van de grip ook het verraad van je strategie.
Het is met de armen als de kreukelzone van de auto. Als je de carrosserie van een auto als geheel te stijf maakt, komt bij een botsing alle kracht vrij op de zwakste zone: de lege ruimte van de passagiers. Als je zorgt dat die zone een stijve kooi is, maar de rest kan kreukelen, komen de krachten niet op de inzittenden vrij.
Als de armen flexibel zijn, vrij, ontspannen, dan kunnen die meebewegen, of zich krommen cq. strekken als de ander duwt cq. trekt. Dan komen de krachten van de ander eerst op de armen, en brengen niet meteen het hele lichaam uit balans. Wie de armen strak gespannen heeft staan (gebogen of gestrekt) kan in geval van een aanval net niet snel genoeg omschakelen en wordt in een fractie van een seconde uit balans gebracht. Wat er dan gebeurt, weten we.
De mouw en revers van de tegenstander moeten de meeste tijd licht worden vastgepakt (gripped lightly). Als iemand dat niet doet en heel sterk vastpakt, wordt hij op zijn beurt gehinderd omdat hij niet in staat is om op het juiste moment totaal vrij en snel te handelen. (Jigoro Kano, Judo Memoirs, p.40)
Tamio Kurihura zegt daarom over de balans tussen kracht en ontspanning bij de gewone kumi-kata:
"Pak de judogi van de ander alsof je een ei in je hand hebt." (Kurihara, Meisterliches Judo, p.25)

dinsdag 19 maart 2013

Angst

Op Facebook vond ik de volgende foto en het treft me zeer.


Elke judoka kent momenten van angst, op de mat en daarbuiten. Angst om te vallen, angst om te verliezen, angst voor pijn en blessures. Angst soms ook omwille van wie de ander is en wie je zelf bent, omdat je al zo vaak gekwetst bent. Angst om je te geven en partner te zijn van een ander. "Laat me maar alleen..." waarom, waar ben je bang voor?

Ik zie in de judoclub waar ik train steeds meer mensen binnen komen die gekwetst zijn. Mijn sensei zegt zelfs, dat het wel lijkt alsof bijna alle kinderen die nu binnenkomen 'iets' hebben. De een is licht-autistisch, de ander heeft adhd, maar meestal gaat om kinderen die vooral anderen hebben gemist om hun eigen zelfbeeld in balans te brengen. Kinderen uit allerlei gebroken levenssituaties die geen liefde hebben gekend en daarom niet weten hoe ze met hun medemensen klaar moeten komen. Dan gaan ze judoën, daar krijgen ze 'zelfvertrouwen' van. Jaja, opvoeding en toveren.

De meeste kinderen proberen hun angsten en problemen de baas te worden door de eerste optie te kiezen. Men vlucht weg in anonieme internetgames en massa's Facebook 'vrienden' om maar te vergeten hoe eenzaam en ongelukkig ze zijn. Maar als ze dan op de mat komen, gaan sommigen wat open naar anderen, terwijl anderen aan de rand in elkaar duiken en dan worden de angsten van hun hele bestaan zichtbaar in een kramp. Angst om te vallen, te verliezen, pijn. Laatst zat ik naast een heel zielig joch, dat bijna niet mee wilde trainen. "Die andere kinderen zijn zo gemeen!" Dat waren ze niet, maar zelfs in het judospel herkende dit kind alles wat hij misschien al in zijn jonge leven had meegemaakt. Alle angsten kwamen naar boven, tranen met tuiten dus...

De keuze is aan ons?

Soms worden ook judoka volledig geblokkeerd om te kiezen. En inderdaad, omdat ze zo vast zitten in zichzelf en hun angsten niet de baas worden, vallen ze verkeerd, worden ze vernederd en verliezen ze, en raken ze geblesseerd. Eigen keus? Hmmm.

Ja de keuze is aan ons. Wij moeten - als ze zelf niet bang meer zijn voor het leven -  onze medejudoka die zo vol angsten zitten, helpen om eerst het leven recht in de ogen te kijken. Dat is nodig voordat ze kunnen opstaan. Optie twee kunnen veel gekwetste mensen tegenwoordig niet meer zelf kiezen. De sterken moeten de zwakken daarin bijstaan. Ze leren te vallen - en op te staan. Opdat ze het leren in het leven en dan ook in het leven opstaan. Leren te verliezen, zodat ze tegen hun verlies kunnen in het leven. Leren pijn te verduren, zodat ze door de pijn van het leven heen kunnen knokken. Ze helpen ervaren dat vluchten geen zin heeft, dat ze dan pas alles verliezen, en dán pas echt pijn zullen hebben. Beter op de mat oefenen met iemand die je partner wil zijn, dan kan angst stap voor stap verminderen en judo bijdragen tot geluk voor gebroken mensen.

zondag 17 maart 2013

Shisei (姿勢) houding

Een belangrijk woord in het judo is: shisei. Het bestaat uit twee kanji: 姿 en 勢
  • Het eerste (姿) betekent: vorm, gestalte.
  • Het tweede (勢) betekent vooral: energie, en is verwant aan seiryoku (勢力) en dat kennen we.
Niet voor niets dat aikidoka nogal eens de nadruk leggen op de shisei in verband met de stroming van je ‘ki’- energie. Zoals Jan Brand uit Den Haag zegt:
Shisei betekent houding of positie, maar het is ook een uitdrukking voor de innerlijke energie van een persoon. Hoe bereik je een goede Shisei?

Om te beginnen moet je je lichaam, de drager van de Ki (eenheid, kosmische energie, levensadem), in goede staat brengen, het voorbereiden. De ruggengraat moet recht zijn. Als je net doet of je met je hoofd tegen de hemel drukt, dan vindt je ruggengraat automatisch de goede houding.

Gooi niet je borst naar voren als een soldaat die in de houding staat. Je schouders moeten ontspannen zijn en neutraal, de anus gesloten, de billen tegen elkaar, de Ki gecentreerd in de buikstreek en het lichaam in rust (geen spanning).

Na het bereiken van Shisei, is de volgende opgave de correcte Kokyu (ademhaling). Ko betekent hier uitademen en Kyu is inademen. Alle levende wezens ademen zuurstof in en stoten kooldioxide uit. De correcte Kokyu is een buikademhaling, langzaam, diep, lang en natuurlijk. Concentreer op de uitademing. Pers de adem naar buiten en laat je longen zelfstandig inademen.

Het is belangrijk goed te letten op je ademhaling tijdens de Aikidotraining, maar ook in het dagelijks leven. Correcte Shisei en Kokyu zijn het resultaat van regelmatige oefening. De kracht van de ademhaling (Kokyuryoku) komt niet uit jezelf, maar uit het Universum.
Dat is niet alleen interessant voor aikidoka. Ook judoka moeten uit de kramp!

In het judo hebben we te maken met veel verschillende houdingen, waarbij in tachi-waza de houdingen rechtop van belang zijn, en in ne-waza de houdingen op de grond. Wij hebben het in dit verband over de rechtopstaande houding. In het algemeen:

     - Shizen-tai (natuurlijke houding) (自然体)
            - Shizen-hontai: Voeten op schouderbreedte en op gelijke hoogte
            - Migi-shizentai: Rechter voet + 1/2 voetlengte vooruit
            - Hidari-shizentai: Linker voet + 1/2 voetlengte vooruit
     - Jigotai (verdedigingshouding) (自護体)
            - Jigo-hontai: Voeten iets breder dan schouderbreedte en op gelijke hoogte, heupen iets naar beneden brengen,
                knieën licht gebogen.
            - Migi-jigotai: Rechter voet + 1/2 voetlengte vooruit
            - Hidari-jigotai: Linker voet + 1/2 voetlengte vooruit
Dit is de belangrijkste houding en het fundament van judo training. Het is een gemakkelijke en natuurlijke houding, die de natuurlijke vorm van het lichaam uitdrukt. Zet je tenen een beetje naar buiten, ontspan de schouders en span niet de heup en kniegewrichten.
Kyuzo Mifune The Canon of Judo

Het kan worden gezegd, dat het menselijk lichaam, als het rechtop staat, in balans is als het bovenlichaam, rechtop staand, zich direct boven de voeten bevindt. Het is echter zo, dat het menselijk lichaam zo werkt dat, als er aan getrokken wordt, of geduwd (vooral het bovenste deel), het niet gemakkelijk is om de balans terug te vinden zonder de voeten te bewegen. Daarom worden in judo de voeten ongeveer 45 cm. uit elkaar gezet, zodat ze een solide basis vormen voor het lichaam, en snel en soepel kunnen bewegen en het gewicht van het lichaam gemakkelijk verplaatst kan worden als de omstandigheden dat vereisen.
Gunji Koizumi Twelve judo throws and tsukuri (1948)

De ideale houding om judoworpen uit te voeren is een natuurlijke houding, rechtop, met de knieën licht gebogen, het hoofd midden boven de heupen en de voeten onder de heupen en op schouderbreedte. Kijk niet naar uw voeten, maar naar uw tegenstanders middel of daarboven. Bewegingen met de heupen verraden de bedoeling van uw tegenstander beter dan zijn voeten of handen, waarmee vaak schijnbewegingen worden gemaakt. In de ideale judohouding kunt u vrij bewegen en bent u stabiel en in balans. Als u rechtop staat, kunt u het strijdveld overzien, voorkomt u dat u wordt gedomineerd en heeft u de maximale vrijheid om zo nodig spontaan te reageren. Een overmatig defensieve, voorovergebogen houding wordt bestraft omdat deze actie tegenhoudt.
Neil Ohlenkamp, Handboek Judo blz.47

Judoka benaderen hun houding nog steeds van de praktische kant. Zo blijkt maar weer. We kunnen wat leren van meer ‘geestelijke’ judoka als Mifune en de grote aikido-meesters. Judo is de weg van ‘jû’, de natuur. Wie in shisei ontdekt hoe zijn hele lichaam een natuurlijker houding kan aannemen, zodat zijn energiebanen meer vrij zijn, zal van daaruit niet alleen beter staan, maar ook beter bewegen en werpen. Daarom zegt Jigoro Kano dus ook:


Als je bang bent voor het risico om te verliezen, moet je aanvallend zijn, waza proberen en hard trainen. Als je dat doet, zul je niet langer judoën in een gefixeerde eenrichtingshouding, of je heupen naar beneden brengen, of je voorover buigen in een defensieve houding, zoals ik dat al te vaak zie in deze dagen. (Jigoro Kano)

De houding waarbij de judoka zijn bovenlichaam voorover buigt en zijn armen de hele tijd strak uitstrekt, is verre van ideaal. Normaal gesproken moet iemand zijn lichaam niet strak houden als hij in een natuurlijke houding staat, omdat het de vrije en snelle beweging van zijn nek, bovenlichaam, armen en benen beperkt. De ideale houding is die, welke de judoka in staat stelt om meteen een vloeiende inpuls te geven aan al zijn lichaamsbewegingen. (Jigoro Kano, Judo Memoirs, p. 39.)
 Je snapt die uitspraken pas als je shisei probeert te snappen...

woensdag 13 maart 2013

Voorover vallen

Bij de ukemi training, die enorm belangrijk is en in geen enkele judoles zou mogen ontbreken, is er één val die mij heel zwaar valt: de mae-ukemi. Voorover vallen als een plank, en zorgen dat je niet op je gezicht gaat. Mijn zware lichaam heeft er fysiek al moeite mee, maar ik heb er zo ook mijn gedachten over.

Het is een noodzakelijk kwaad. Je kunt als judoka bij een enkele worp worden uitgetild en voorover gaan. Je kunt struikelen, en dan moet je de val kunnen opvangen. Maar verder? Wanneer gebruik je die concreet bij een worp? Liefst nooit!

De mae-ukemi is de enige ukemi-vorm waarbij het lichaam niet rolt. De variaties daarop, de mae-mawari-ukemi zijn allemaal varianten waarbij de voorovervallende beweging met een rol wordt afgeleid, hetzij als een zempo kaiten of een zijwaarts rollen. Als dat kán, is dat sowieso beter vanwege de val-energie die wordt afgeleid door het hele lichaam. 

Waarom werpen we gewoonlijk iemand niet voorover, maar eigenlijk altijd zijwaarts of op de rug? Omdat het lichaam heel goed kan buigen, met een ronde kattenrug, maar niet zo goed tegen overstrekking van de rug naar de andere kant kan. En omdat het beroemde 'kin op de borst' ook betekent dat het hoofd en de nek goed worden beschermd bij een rolbeweging. Bij een voorwaartse val moet het lichaam alle zeilen bijzetten om hoofd, nek en ruggengraat te beschermen. Hoewel plaatjes en filmpjes anders suggereren, kan het ook wel verstandig zijn om het hoofd in de valbeweging zo te draaien dat je nooit letterlijk op je snuit valt. En daarom háát ik die manier van valbreken eigenlijk. En als je in randori of wedstrijd op die manier geworpen zou worden met veel kracht, kan je partner je niet goed opvangen door aan de mouw te trekken, en o wee als hij op je zou vallen, dan is het risico op een blessure aan de rug of nek niet denkbeeldig.

Dus... echt een noodzakelijk kwaad, deze plank-achtige val. Het moet, omdat het kan gebeuren, maar het is een val die je normaal wilt vermijden. Als je kúnt rollen, rol!

zondag 10 maart 2013

Studie en judo

Stel je voor dat je gaat autorijden. Ga je dan meteen achter het stuur zitten? Mag je examen doen zonder theoriecertificaat? De jeugd vanaf 17 en ouder zit soms lang te blokken op de verkeersvragen. "Uw wilt... Mag dat?" Vinden we heel gewoon. Je moet toch wéten wat je doet?

Als je een judoexamen doet voor kyu- of dangraad, hoef je blijkbaar niet te wéten wat je doet, want er is alleen praktijk. En dan nog wel een eenzijdige praktijk, van uchi-komi en randori. Ja, en ook nog kata voor de danhouders. Te weinig - zie het menu 'kata' rechts. Lessen? Ja, hoogstens wat uitleg voor de technieken worden geoefend. Technische uitleg, hoe je iemand vastpakt. Toelichting bij het voordoen.

De meeste sportscholen en dojo's bestaan ook alleen uit een zaal met de tatami, kleedkamers / sanitair en als het meezit een kleine bar of kantoortje. Dat is het.

Er is niet eens ruimte voor kogi (lessen) en mondo (vragen en antwoorden), zoals dat in de Kodokan was:
"Professor Kano gaf uitleg over de methode van judo en stelde vier onderwerpen voor: (1) kata , (2) randori  (3) kogi (lessen), en (4) mondo (vragen en antwoorden). Zijn lessen gingen over het doel (om judo dieper te begrijpen), over het omgaan met techniek, praktijkoefeningen, en wedstrijden in het algemeen. De inhoud van de lessen behelsde de geschiedenis van judo, de ontwikkeling, fundamenten, de waarde van training, de sport als wetenschap, de theorie van lichamelijke opvoeding en andere onderwerpen. Dit werd logsich, systematisch en langdurig onderwezen. De lessen werden direct verbonden met techniek, dojo-etiquette en de houding tijdens de oefeningen, maar ook met het sociaal leven. Het ging dus ook over een houding van samenwerken in leven en houding."
Aldus Shinichi Oimatsu, in zijn beschrijving van de Kodokan-geschiedenis. (zie ook menu 'Kano en Mifune'.)

Wat wij eigenlijk bij onze sportscholen zouden moeten hebben, is een bibliotheekje, een judocomputer misschien, en in ieder geval ook een mogelijkheid om les te kunnen geven met een beamer of iets dergelijks. In de Kokokan gingen de judoka waarschijnlijk op de tatami zitten, stil en roerloos, vol eerbied luisterend naar de sensei. Bij ons gaan de judoka al draaien als ze rei moeten geven. En kletsen dat ze doen! Laat staan dat er voor het warmlopen eerst een half uur les zou zijn over de principes. Toch...
Mitesco is geen judoleraar. Het zou er in zijn dojo anders aan toegaan dan gewoonlijk. Want dan wás er een beamer. Dan wás er ook theorieles. Kogi en Kata, om te beseffen dat judo méér is dan een potje ravotten.

Zoals het nu gaat is het in ieder geval wel heel weinig theorie. De meeste judoka weten echt totaal niet waar het over gaat, waarom ze het zo doen of waarom niet. En wat erger is: het schijnt ook niemand iets te interesseren. We zijn mensen van de praktijk zeggen sommige leraren. Ja ja, bij de Koryu en de Butokukai was les alleen maar gaandeweg leren. Maar wij doen Kodokan-judo, zoals Kano het leerde. Dan was het karakteristieke anders-zijn juist: de les, de principes, de leer. Om er een weg van te kunnen maken.

Het is opvallend dat de beoefenaars van aikido en modern ju-jutsu (ook op het internet) heel actief zijn in het verkondigen van de theorie achter martial arts. Wil je echt meer lezen over iets essentieels als kuzushi? Als judo zo'n wereldsport is, zou je moeten verdrinken in goede judopagina's over dit onderwerp. Maar nee. Dan word je bij je studie meer geholpen door de webpagina's over de "kleinere martial arts." Een schande, judoka! Boeken dan? Ook niet. Eindeloze boekenkasten over worpen en technieken, die vind je wel. Prima hoor. Maar wie kijkt er nou echt serieus naar de bronnen? Waar kun je een goed boek kopen over kuzushi, of teksten van Kano in het Nederlands?

Er is natuurlijk geen markt om de verzamelde werken van Jigoro Kano uit te geven, zelfs niet in het Engels. Kano heeft ook wel veel geschreven. Maar het is wel een vreselijk slecht signaal als judoka niet meer (of voldoende) geboeid zijn door de oorspronkelijke leer van de judoprincipes. Het wordt hoog tijd dat judoka niet zo onverschillig of zelfs lacherig doen over studie en trouw aan de principes. Uit de beelden van het moderne judo kunnen we zien hoe nodig het is dat er weer wordt gestudeerd om de principes vervolgens weer zuiver te kunnen toepassen.
We hebben problemen omdat we we een van de drie essentiele middelen van de judo-pedagogie, de lezing/studie missen in het westerse judo sinds judo buiten Japan werd verbreid. Dit is begrijpelijk, omdat de lezingen vaak gegeven werden door Kanô zelf, en Kanô ondanks al zijn reizen nog steeds in Tôkyô woonde, en niet in het westen.
Het is echter nogal onrijmbaar voor mij, dat er hachidan-houders zijn die niet regelmatig lezen over judo. Ik zeg: lezen, en niet babbelen. Lezen met de bronnen die reflecteren op het juiste verstaan en studie. In Kanô Jigorô Taikei en Watanabe Ichirô in Shiryô. Meiji budô shi, worden cruciale filosofische en technische fundamenten van het jûdô uitgelegd, vooral de verschillende strategiën van tai-no-sen, sen-no-sen, sen-sen-no-sen, en go-no-sen.
Cichorei Kano, Judoforum 30-6-2008

Vechtsporttechnieken, speciaal die van de ongewapende gevechtsmethoden, zijn niets anders dan een compositie van verschillende wetenschappen, zoals fysiologie, natuurkunde, anatomie, psychologie, etc. Ken de wetenschap en je snapt waarom de techniek werkt.
Gary Moro, Yachigusa Ryu

Het is nodig dat we judoka aansporen tot een houding van studie en trouw aan de bronnen. Dat is een van de belangrijkste opvoedkundige elementen van de judotraining in de dojo. Tegelijkertijd stopt het niet in de dojo, maar schept het ook een bredere band. Je bent méér dan alleen een individu; denk daarom ook aan je eigen rol om in de samenleving te helpen, zoveel je maar kunt. Omwille van de vooruitgang en ontwikkeling van de samenleving, blijf continu studeren en bevorder de houding die aanmoedigt om iets voort te brengen. Daarover moet steeds opnieuw nagedacht worden tijdens de lessen.
Shinichi Oimatsu (Kodokan)

Kogi en Mondo

Het zijn twee hoekstenen van Kodokan Judo. 問答 Mondo = vraag en antwoord. Vragen die gesteld mogen en moeten worden tijdens de judolessen. Ik heb er al vaker over geschreven op dit weblog (zie de labels 'kogi en mondo') en dit laatste deel van dit blog is de herhaling van mijn stukje van september 2009!


Toen Jigoro Kano jujutsu leerde bij zijn oude meesters, was dat alleen maar voordoen en nadoen. Leer maar door te kijken en zie maar wat je er van maakt. De oude leerling/meester-verhouding was eigenlijk geen school met een normale vorm van onderwijs. Kano was een echter professor, een opvoeder. Hij begreep als geen ander dat je een efficient systeem moet hebben om de judoka op een efficiente manier de technieken aan te leren. Daarom gaf hij tijdens de lessen (kogi) altijd de gelegenheid om vragen te stellen en dan gaf hij ook antwoorden. Vraag en antwoord is daarom typisch voor het Kodokan judo. Een opvoedingssysteem, gericht op efficientie.

Hier een stukje over Mondo van Jigoro Kano:
"Kano geloofde dat judo een veelzijdige manier van lichamelijke training was, waarbij de beoefenaars hun kracht op verschillende manieren konden gebruiken. Als geestelijke training, was het niet genoeg om slechts een beperkte theorie te begrijpen. Kano dwong zijn instructeuren om moeilijke vragen te stellen aan hun studenten, zodat ze konden laten zien dat ze alle onderwerpen van het dojo-onderricht niet alleen oppervlakkig begrepen. Alleen maar passief luisteren naar de lessen was onvoldoende, en studenten werden aangemoedigd om zelf na te denken en te leren om inconsequente dingen kritisch te bekijken, of dingen waarover ze twijfels hadden. Een gevecht is gebaseerd op theorieën die niet kunnen worden geleerd zonder stevige lichamelijke training, maar dialoog is essentieel om echte vooruitgang en begrip te kweken, en samen met kata en randori was het een bijdrage aan de vorming van complete mensen." Kodokan Judo Lectures (published Kokushi No. 46, 1899)

Alleen maar stil zitten en luisteren naar de sensei? Dan heeft de sensei nog niet gesnapt wat de grote judoleraar bedoelde met Kodokan judo. Vraag hem de oren van het hoofd. Daar leert iedereen het meeste van.

dinsdag 5 maart 2013

Duwen en trekken

Er zijn mensen die het moderne judo vergelijken met een spel van duwen en trekken. En ongetwijfeld is het waar dat veel moderne judoka niet echt goed letten op hun postuur: ze staan niet goed rechtop of in balans op hun voeten. 

Ik zat laatst met bewondering te kijken naar foto's van een jeugdige hapkidoka (daar ben je met 13 al tweede dan haha) die poseerde met zijn trap- en stoottechnieken. De photoshoot was perfect, de belichting ook, en dus kon je exact zien met wat voor een kracht de jongen zijn partner kon raken, maar ook de prachtige beheersing van zijn hara, en hoe hij daarbij elke teen op de mat benutte. Ik dacht: dat kereltje kan met zijn teen de bril van mijn neus trappen zonder mijn neus te raken of zelf om te vallen. Dat is mooie kracht!

Dat hebben wij judoka dus meestal niet. Maar zelfs een echte sumoworstelaar is niet de vleesklomp zoals sommigen in een oppervlakkige bui zouden kunnen denken.

Mijn gedachten gaan dan uit naar judo, waarbij zelfs soms oefeningen gedaan worden waarbij de partners bijna tot statische objecten worden waarop alleen maar kracht wordt uitgeoefend. Alsof - wat sommigen wel zeggen - men een auto staat aan te duwen. Lomp gedoe...

Mijn gedachten...

Allereerst lijkt me dat we ook bij extreme toepassing van kracht, als judoka veel meer zouden mogen letten op onze totale balans, want de hapkidoka die ik noemde, of sumoworstelaar, valt écht niet om als hij vol aanvalt. Veel judoka lijken soms inderdaad qua houding precies op die man die zijn Hyundai staat aan te duwen, en dat is inderdaad helemaal niks. Waar is de aandacht van de judoka voor zijn hara? Zijn gebogen benen waarmee hij balansherstel toepast? Als die aangeduwde auto plotseling zou aanslaan en vol gas vooruit zou gaan, ging de duwer gigantisch op zijn snuit, tenzij hij snel een judo-rol / zempo kaiten kon maken.

Ten tweede klopt het niet dat wij de ander op de mat zo zouden willen aanduwen zoals die auto. Dat het toch gebeurt, is puur en alleen omdat de partner met een vergelijkbare kracht staat tegen te houden. Dan kán men met een 'gestrekte achterpoot' gaan duwen, over zijn eigen kantelpunt heenleunend, zonder om te donderen. Maar we zouden af moeten van de foute natuurkundige theorieën van Jigoro Kano die krachtsverdelingen tussen judoka berekende met statische objecten. Een medejudoka is geen Hyundai die alleen naar de duwrichting kan bewegen. Een goede judoka beweegt constant, wat betekent dat hij naar alle kanten kan terugduwen/-trekken. 

En dus... moet de judoka ten allen tijde heer zijn over zijn eigen balans. Zijn hele postuur gefocust en beweeglijk om zijn hara cirkelend. Dan ben ik bijna jaloers op die jonge hapkidoka. Ik zou willen dat ik op de bal van één voet staand, volle kracht kon geven. Daarna kun je bij wijze van spreken op een gespannen touw over de rivier lopen zonder een nat pak. Of als judoka powerrandori doen, zonder moe te worden of geworpen te worden.

zondag 3 maart 2013

Kinderjudo (3) judo-wedstrijden

Liam in Schijndel 3-10-2010
Wat is de mentaliteit waarmee we kinderen opvoeden? Moeten we kinderen bij het sporten niet altijd "hun spel teruggeven" als volwassenen zelf te veel van de kinderen verlangen? Mitesco schudt nogal eens zijn hoofd als hij webpagina's van jonge judoka bekijkt. Nog geen twaalf jaar en al totaal gefocust op prijzen en winnen. Ach. Noem een kind van 10 jaar oud (die nog bijna niets begrepen kan hebben van judoprincipes) toch geen 'wedstrijdjudoka'. Laat een kind toch eerst groeien in spel, techniek en mentaliteit. Zet een kind niet aan de gewichtenmachine! (nog los van de vorige week genoemde fysiologische argumenten.) Belast een kind niet met een prestatiedrang die het nog niet aankan, zelfs niet als het kind zelf zegt dat te willen. Bescherm de kindertijd ! Anders gaat het doel van judo verloren en is de hele opvoeding tot judoka mislukt. En ze stoppen bijna allemaal - er zijn héél weinig kinderen mentaal zó sterk dat ze de onvermijdelijke verliezen met hun puberende geest aankunnen. Zeker als de sportschool ze niet begeleidt in echte judo-mentaliteit en ook nog het uitgaansleven lonkt.

Kortom: is het wel zo verstandig om te kiezen voor een wedstrijd-georienteerd judo? Wat voor judo houden we dan over? En hoe lang duurt de lol? Levenslang, zoals judo bedoeld is?

Een Amerikaans judoka (6e dan) schrijft op latere leeftijd, met de ervaring van zijn rood-witte band, daarover:
Dit gaat over jonge kinderen (onder 11-12). Als het op wedstrijden aankomt, zijn wij Amerikanen typisch: we kennen maar twee gelegitimeerde posities; enthousiaste support en gekwalificeerde support.

De eerste visie behelst : hoe meer we kinderen trainen in rivaliteit, hoe beter. Competitie vormt het karakter en zorgt ervoor dat we uitblinken. Het tweede standpunt geeft toe dat onze samenleving vervreemd is door het idee dat je nummer één moet zijn, dat we kinderen te veel pushen om hard en snel te winnen, maar toch benadrukt men dat het gezond en prettig kan zijn als we het in de hand houden.

Ik zat jarenlang in de eerste groep. Toen ik echter zelf een kind kreeg, getrouwd was met een vrouw die afgestudeerd was in de kinderpsychologie en ontelbare uren had doorgebracht met het bestuderen van het onderwerp, kijkend naar onderzoeken vanuit de  psychologie, sociologie, educatie en andere disciplines, veranderde ik van standpunt. Ik denk dat geen van beide groepen heilzaam is voor jonge kinderen. De zinsnede "gezonde competitie" is eigenlijk een contradictio in terminis. Competitie betekent eigenlijk simpelweg dat een persoon succes heeft als een ander mislukt en op jonge leeftijd is die les niet nodig.

Wat wil je voor je kind? Ik denk dat je wilt dat ze een gezond zelfbewustzijn ontwikkelen en aanvaarden dat ze in wezen goede mensen zijn. Je wilt dat ze succesvol worden, het hoge niveau bereiken waartoe ze in staat zijn. Je wilt dat ze lieve en ondersteundende relaties aangaan en dat ze zich vermaken. Competitie is niet alleen onnodig om dat te bereiken, in feite ondermijnt het die idealen.

Wedstrijden zijn voor het zelfbeeld van kinderen wat suiker is voor tanden. De meeste mensen verliezen in competitieve ontmoetingen en het is duidelijk waarom dat twijfel schept in henzelf. Winnen bouwt geen karakter in een 7-jarige, het laat een kind slechts tijdelijk schitteren. Studies tonen aan dat gevoelens van eigenwaarde afhankelijk maakt van externe feedback-bronnen, ten gevolge van competitie. Je waarde wordt wat je gepresteerd hebt. Of erger: de eigenwaarde van je kind wordt evenredig aan het aantal mensen dat je hebt verslagen.

Ik deelde deze mening op een clinic voor coaches niet zolange geleden en terwijl de meesten daarmee instemden, was er toch één judoleraar die benadrukte hoe noodzakelijk het was voor zijn 9-jaar oude zoon om meervoudig nationaal kampioen te worden. Ik vroeg later hoe het kind zich voelde wanneer hij verloor en zijn antwoord was: "teleurgesteld en beschaamd". Stel je voor! Een negenjarige die zich schaamt omdat hij een judo toernooi heeft verloren! Nog een keer: wat is nou de les?

Dat wil allemaal niet zeggen dat kinderen geen discipline en volharding moeten leren, dat ze niet aangemoedigd moeten worden om succes te hebben en zelfs tegenslagen moeten leren verduren. Maar dat betekent niet dat ze noodzakelijkerwijs moeten winnen of verliezen -- dat is, om andere kinderen te verslaan en bezorgd te moeten zijn dat we worden verslagen. Jonge kinderen hebben succes ondanks competitie, niet vanwege dat. De meesten van ons werden opgevoed om te geloven dat we onze beste prestatie leveren als we in een race zijn; dat we zonder competitie allemaal dik, lui en middelmatig zouden worden. Een geloof dat nooit echt onderbouwd is.

Uiteraard kan niet iedereen een toernooi winnen. Als één kind wint, kan een ander het niet. Dat betekent dat elk kind onvermijdelijk een ander gaat zien als een obstakel op de weg naar zijn eigen succes. Dat is de les die een jong kind leert in shiai, niet hoe hij een ippon moet scoren of een waza-ari. Competitie kan er ook toe leiden dat jonge kinderen jaloers worden op de winnaars, om neer te kijken op verliezers en wantrouwig te worden naar andere jonge kinderen.

Jonge kinderen kunnen ook profiteren van judo. Het is een goede oefening, lichamelijke vaardigheden kunnen worden aangeleerd, alsmede lessen in discipline. Dit alles kan worden bereikt zonder shiai op een jonge leeftijd. Als een jong kind echt naar een shiai wil gaan, zou ik het niet ontmoedigen, maar wel de ouders willen waarschuwen voor de valkuilen en ik zou een leerling nooit pushen om deel te nemen. Maar als ze eenmaal 12 zijn, zou ik het ze aanraden. Jazeker, ik heb nationale kampioenen onder de twaalf voortgebracht en de meesten van hen hielden ermee op toen ze tieners waren. Judo op een jonge leeftijd moet een positieve, plezierige leerervaring zijn. Er is geen noodzaak om de druk van shiai op de schouders van een achtjarige te leggen. Ouders die hun kind wakker maken als de nacht net voorbij us, om ze in te schrijven en te laten wegen en ze dan misschien twee wedstrijden van elk tien seconden te laten doen...winnen of verliezen en hoe veel judo werd er vandaag geleerd? Ik denk dat in plaats van een jonge judoka dat aan te doen, dat de tijd niet beter besteed zou kunnen worden aan een clinic van 4 of 6 uur bestemd voor kinderen? Juist op het niveau van plaatselijke, regionale, provinciale en nationale niveau's zie ik meer nadruk op shiai voor kleine kinderen, dan op kampen of clinics. Ik snap dat niet.

Ik houd van shiai. Ik heb gevochten op een extreem hoog niveau. Ik heb genoten van de kick van shiai toen ik volwassen was. Ik voelde de druk, jazeker. Maar toen ik als tiener begon (voor het eerst) in reguliere toernooien, was ik beter toegerust om te kunnen omgaan met die druk dan een zevenjarige zou kunnen.
Makoto Judo Forum 16-12-2008

Waarschijnlijk slaat hij daarmee de spijker op zijn kop. Het mag heel veel ouders en jonge judoka aan het denken zetten. Niet om alle wedstrijden weg te doen, maar wel om er bewuster op te letten of het voor het kind goed is. Uiteindelijk is dat de doelstelling van alle opvoedingsmethoden: wat leert het kind...of niet?

Helaas laten kinderen onderling nogal eens het verfoeide gedrag zien. Kijk op de dagen rond een belangrijk Nederlands toernooi vooral niet naar de commentaren op de webpagina van Judogalery4all. Schelden, bespotten, insinueren. Wat is dat? Onsportiviteit? Dat ook. Ook afgunst. En daarmee precies de verkeerde mentaliteit om shiai te doen. De kinderen die daar schrijven over anderen laten zien dat zij in ieder geval niet rijp zijn om toernooien te doen...

En áls een kind dan goed presteert, zijn er maar weinigen die zo verstandig zijn als de vader van een jonge medaillewinnaar op een landelijk toernooi begin 2009, als hij schrijft :
Al de opmerkingen welke ik gelezen heb over 1e jaars judoka's zijn natuurlijk leuk, echter vooral bij de -15 praten we over jongens en meisjes van 11 jaar die m.i. vooral lol in hun sport moeten beleven. Dat sommigen nu een prijs op zo'n mooi toernooi winnen wil niet zeggen dat zij de beste zijn. Op een volgend toernooi kunnen die rollen weer omgedraaid zijn. Het belangrijkste is dat de stimulans die van dit soort evenementen uitgaat de kinderen stimuleert in het beoefenen van hun mooie sport het Judo en er voor zorgt dat ze lekker in het leven staan en er eventueel nog vrienden aan overhouden ook want tegenstanders op de tatami wil niet zeggen dat dat daarbuiten ook zo moet zijn. 
(Eric op JG4all 12 januari)

Met die mentaliteit kun je een kind wel leren met toernooien om te gaan! Alléén met díe mentaliteit, zouden wij mogen zeggen...

Om positief te blijven, citeren we nog een keer Mike Hanon (Judoforum 9-2-2009)
Mag ik vragen hoe kinderen van 12-15 jaar al 'ervaren wedstrijdjudoka' kunnen zijn? Op die leeftijd is wat alle kinderen moeten doen in de eerste plaats plezier hebben en terwijl ze dat hebben zoveel mogelijk leren over de fundamenten als mogelijk. Experimenteer met kata en leer de gokyo van A tot Z met al de renraku, en kaeshi die er mogelijk zijn.
Kinderen zijn geboren met de vergunning om het leven te genieten en die vormingsperiode in het judo kan niet worden ingehaald. De geest en de principes die je het kind leert in de eerste paar jaren zijn de hoekstenen voor hun toekomstig judo en misschien heel hun leven. Geen enkel kind van 12 moet 'ervaren' zijn in wedstrijden. Ze moeten ervaren zijn in club judo en plezier hebben in uitwisselingen tussen clubs met een overvloed aan randori, vrij van druk. Laat de pupillen groeien in judo en maak hun judo niet tot een win-spelletje van scorebord judo wat niets betekent voor hun toekomst.
Bouw feestjes met kerstmis en pasen en organiseer een barbecue in de zomer en maak je dojo tot een family en zo zal een kind groeien om een aardig en evenwichtig persoon te worden. Evenwichtige judoka komen van evenwichtige clubs.
Als je echt gemotiveerde leerlingen hebt, leer ze kata, kime no kata en geef ze diploma's bij gelegenheid. Ze kunnen best positieve onderscheidingstekenen krijgen in het judo zonder te moeten leren vanaf de eerste dag de winnen door te scoren is waar het bij judo om gaat. Zie je mijn punt? Shiai en kampioenschappen zijn geweldig en een must om iemands judo-opleiding af te ronden, maar eerst moeten ze leren wat er aan voorafgaat.

zaterdag 2 maart 2013

Dit overleef je normaal niet

Uiteraard is onderstaande foto op Facebook, zoals er ook bij wordt gezegd, de ultieme afsluiting voor een leuke les met een vlotte sensei.



Toch kan de sensei dit niet overleven als hij niet duidelijk had geposeerd en de kinderen echt hun gang had laten gaan.

Waarom niet?

Simpel zat: waarmee moet hij aftikken in de verwurging?
Ik denk bij alle verwurgingen en armklemmen altijd hetzelfde als mensen die in een onbekend hotel overnachten: 'waar is hier de nooduitgang'? Dus: 'waar kan ik nu veilig aftikken'. Als die kans er niet is, stop ik liever dan me te laten wurgen of klemmen. Hetzelfde geldt voor de judoka die bij mij in een klem of verwurging komen bij randori. Soms kan men zo aan het draaien zijn dat de vrije hand onder een lichaam zit. Dan is het dubbel goed opletten: stampt hij met de voet?

Zo'n grappige foto zet me dan aan het denken. Hopelijk heeft de sensei voor het grapje en de pose goed uitgelegd aan de jongen achter zijn hoofd waarom hij niks serieus mag doen... anders is de lol educatief mislukt.