woensdag 30 september 2015

Ma-ai 間合: afstand of gevarenzone (2)

Vorige week schreven we over ma-ai 間合 in termen van de juiste afstand. 

Debana

Ruimte en afstand is echter niet alleen een fysiek proces. Afstand wordt overbrugd door snelheid en het gebruikte middel. Een kiai gaat een fractie sneller (als klank) dan de bijbehorende techniek. Een judoka of om het even welke budo-kunstenaar, zal dus zijn ma-ai ook mede laten afhangen van zijn snelheid, en die hangt weer af van zijn gewicht, conditie, en technische vaardigheid. En of hij instinctief kan handelen, of moet nadenken - want ook dat kost tijd.

Elke techniek slaagt dus niet alleen door de juiste ma-ai, maar ook door timing, de debana. Kan de beoefenaar exact op het juiste moment, de juiste afstand benutten om een juiste tai sabaki te maken en de bijpassende techniek te doen. Dat bij elkaar is ippon

Jukuryo danko

De verleiding kan zijn om te denken dat judo dus ook vooral aankomt op snelheid, want immers, dat verkort de tijdsspanne. Het is niet zo.
Als Jigoro Kano het bij judo heeft over de hersenactiviteit, spreekt hij over jukuryo danko en tomaru tokuro o shire.  Slagvaardig handelen en weten wanneer je moet stoppen. Maar slagvaardig handelen is niet hetzelfde als snel handelen. Een handeling moet efficiënt zijn, zoals alles in judo. Anders verspil je energie en dat is tegen het principe seiryoku zenyo. Binnen de ene seconde tussen waarneming en handeling, moet een strategisch en doordacht moment zitten, waarin de geoefende judoka afwegingen maakt over de veiligheid van hemzelf en zijn uke. In een flits moeten de pros en cons van zijn plan doordacht worden, en moet een doordachte beslissing worden genomen. Bij een foute keuze is hij of uke in gevaar, en wordt het ippon tegen door een overname of erger. 

Om deze split-second fase goed te doorlopen, moet de judoka dus de vrije geestestoestand hebben waarover ik op dit blog al zo vaak heb geschreven. Angst, woede, of elke spanning, maken het denkproces kapot. Verkeerde ademhaling, zonder de rust vanuit de hara, evenzeer.  Er moet een vredige kalmte in de judoka zijn om doordacht te handelen.

Om dat te bereiken moet de judoka dus ook een geestelijke ma-ai hebben ten opzichte van wat hij doet. Een vrije geest heeft de juiste afstand ten opzichte van de situatie en ook dat is bepalend voor het slagen.

Toepassing buiten de tatami

In de judo toepassing die Jigoro Kano voor het alledaagse leven heeft, geldt dit evenzo. In gesprekken en menselijke interactie, reageren veel mensen zonder ma-ai en de juiste afstand. Zeker in de technologische tijd, verraden mensen hun spanning alleen al door hoe ze reageren op een piepje of geluidje van hun telefoon. Men is niet geconcentreerd op een gesprek wat men voert, want men laat zich continu afleiden. Anderzijds kan men in een gesprek nauwelijks meer nadenken. Een gesprek lijkt tegenwoordig vaak meer op een optreden bij Matthijs van Nieuwkerk. Ja, de wereld draait door als we praten alsof we een mitrailleur moeten imiteren. Als je geen hyperactieve stoornis hebt, zou je hem krijgen van de snelheid en het gebrek aan nadenkende distantie van onderwerpen en personen in gesprekken. Tijd voor reflectie is nodig, ook op de tatami van de intermenselijke verhoudingen. Ma-ai houden, je eigen veiligheidszone waarin je verslagen wordt als je geen afstand kunt nemen. 

Judo en gevechtskunsten zijn om meerdere redenen goed om ons alledaagse leven te verrijken. Al was het maar om wat afstand te kunnen houden en daarin veilig te blijven. Ma-ai. Het is een basisprincipe op allerlei terreinen. Het is zoiets als: blijf kalm, adem rustig in en uit en tel tot tien (of minder). Daarna is wat je doet, beter doordacht, beter voor jou en de ander, en efficiënter in gebruik. Neem die tijd maar...

zondag 27 september 2015

Oikomi 追込

Oikomi 追込 is een begrip wat we bij judo veel doen maar weinig zo benoemen.

Letterlijk vertaald is het 'een eindsprintje' maar oikomu (追込む) komt als werkwoord meer in de richting van wat de judoka doet: "opjagen, in de hoek drijven, in een richting dwingen."
  • Oi 追 = dwingen, jagen, pushen 
  • Komi 込 = "dringen" (een oude bekende: normaal in woorden als bijv.  osaekomi vooral 'bijeenhouden').
Wat doet een judoka die oikomi toepast bij zijn technieken? Hij drijft zijn uke naar achteren. Dat kan op allerlei manieren, maar meestal is het een combinatie van armen die duwen, en snel voetenwerk. Dat laatste is van belang, want uke moet door het oikomi-gebeuren het gevoel krijgen dat er een beenworp aankomt, zodat hij zijn voeten iets verder naar achteren zet. Dat doet hij ook als hij weerstand gaat bieden tegen de duwende armen. Gevolg: hij komt iets naar voren leunen en daarmee lokt tori een prachtige balansverstoring uit voor een voorwaartse techniek. Simpel hè? Ahum.

Het nage no kata begint eigenlijk met een soort oikomi. Uke valt aan en probeert tori wat op te drijven. Alleen neemt tori dan over en laat uke 'struikelen' over zijn eigen pushen... uki otoshi. Maar maak die techniek maar eens als uke niet naar voren blijft bewegen, maar terugstapt!

Tokio Hirano kent in zijn boekje over Tai Otoshi (blz. 31) drie varianten van oikomi tai otoshi:
  • Beurtelings met rechter en linkervoet gekruist voorwaarts stappen;
  • Tori achtervolgt uke terwijl hij hem voor zich wegduwt;
  • Aanvallen met harai tsuri komi ashi links, rechts, enz. 
Afhankelijk van hoe ver uke zich laat opdrijven, komt Hirano dan in met rechtse tai otoshi.

Verder kom je dit op het internet alleen tegen bij de succesvolle wedstrijdtechniek uchi mata. Wat ik wel snap, omdat een effectieve uchi mata (net als in nage no kata) zeer afhankelijk is van de voorbereidende stappen en bewegingen van tori. Die voldoende balansverstoring moet genereren om uke met opzwaaiend been te laten vliegen. Zo niet, is het alleen een harde trap tussen de benen maar geen val van uke.

Oikomi is aldus een zeer slimme en beweeglijke manier om een balansverstoring in te leiden. En eigenlijk doen judoka dat op de mat heel veel. Opdrijven. Zo bewegen dat uke in de verdediging schiet en zó komt te staan dat hij uit balans gaat. Het is aardig als dat 'beestje' ook een Japanse naam blijkt te hebben.


woensdag 23 september 2015

Ma-ai 間合: afstand of gevarenzone (1)

Een woord wat in veel budokunsten wordt gebruikt is ma 間 en ma-ai 間合: 

Ma 間 betekent de ruimte, afstand, interval; tijd (tussen), pauze, periode
Ma-ai 間合 is dus de ruimte, afstand in relatie tot een ander met wie je je verenigt - zie de betekenis van 'ai' in aikido en andere verbindingen. 

Leven of dood

In het praktische gevecht is het leren van ma-ai enorm belangrijk. Jujutsu en andere striking arts weten wat er met je gebeurt als je niet de juiste afstand bewaart. De ruimte tussen twee vechtenden wordt bepaald door de mogelijkheid om de ander te raken. Heeft hij alleen zijn armen en benen: dan is dat de lengte. Heeft hij een katana of jo in de hand, dan moet je nog meer ruimte nemen. Daarbij komt dan nog de snelheid waarmee de ander kan bewegen, of dus de tai sabaki die je beiden wel of niet kunt maken om een aanval te ontwijken, over te nemen, of te incasseren.

Ma-ai is een soort veiligheidszone (of gevarenzone zo je wilt) waar je bij elke techniek of interactie rekening mee moet houden. In judo en moderne gevechtskunsten ga je niet dood bij verwaarlozing van ma-ai, voorheen was dat wel zo. 

Judo en ma-ai

Wat doen we daar in judo mee? Nou, het lijkt alsof judoka alleen ma-ai scheppen als ze in randori of shiai hun achterste ver naar achteren steken, de veiligheidszone tegen elkaars ashi-waza. Maar fundamenteel zou het ook moeten gaan over kumikata, en de precieze ruimte die nodig is voor elke techniek.

We leren nog wat ma-ai is in kata. Daar luistert het zéér nauw. In het nage no kata zijn nog enkele slag-aanvallen bewaard, zoals bijvoorbeeld in  ippon seoi nage en uki goshi. Om bij deze twee technieken stil te staan in relatie tot ma-ai: als uke aanvalt op de verkeerde afstand, worden zijn stappen te groot of te klein, zijn snelheid te langzaam of te snel en geeft hij de verkeerde energie aan tori. Tori op zijn beurt moet dan te ver of te krap stappen voor zijn tai sabaki en heeft te veel of te weinig lichaamscontact  (shimekomu), wat betekent dat hij uke niet op de schouder of heup kan bewegen vanwege het verkeerde lichaamscontact. 
Maar elke techniek in kata slaagt of mislukt door de nauw bepaalde afstand. Als uke in uki otoshi niet exact de juiste armlengte afstand heeft voor zijn eerste aanval, kun je meteen ophouden. Als de afstand bij kata guruma nét iets te groot is, kan tori de mouw niet op de juiste plaats pakken en niet diep genoeg instappen - en komt uke nooit met zijn hara bovenop de schouders. Enzovoorts. Maar probeer ook geen kansetsu-waza uit het katama-no-kata aan te zetten, als je 10 cm te ver van uke af knielt. Zelfs in katama-waza luistert het nauw, op welke plaats tori en uke elkaar raken. 

Als de 'grammatica' de ma-ai van technieken zo dicteert, mag het niet verwonderen dat in randori en shiai veel technieken mislukken vanwege te veel of te weinig afstand. Ja, ook de pogingen om met ashi-waza de shido voor passiviteit te vermijden, zijn lachwekkend als je snapt dat een hiza-guruma alleen kan slagen als de armen op een bepaalde lengte kunnen trekken en duwen, en het been in een bepaalde hoek de knie kan raken. Alleen op die afstand kan tori de balans van uke breken en werpen, op te grote afstand nooooit en te nimmer.

Aanvoelen en leren

Een van de ingewikkeldste dingen in het judo-leerproces is dit aanvoelen van ma-ai. Ik ben er zelf ook niet altijd een ster in, eerlijk is eerlijk. Want je kunt het snappen en toepassen in afzonderlijke techniektraining en uchi-komi, maar it takes two to tango en dus ben je in het vrije randori ook afhankelijk van de bewegingen van anderen en het constant afstemmen op diens afstand, lukt heel vaak niet.
Toch is bij elke techniektraining het ma-ai gevoel van belang en zou in judo zeker zo vaak benoemd mogen worden als in jujutsu of aikido - ik ga er althans vanuit dat het daar altijd zal worden aangeduid.  Wie geen afstand kan houden, wordt geworpen, en wie te veel afstand houdt, kan niet werpen. De kunst van judo is dus ook: afstand houden waar nodig, in alles.

Wordt vervolgd

zondag 20 september 2015

Judo is net thee zetten: kata-eenvoud

Toen Sen no Rikyu, de grote 16e eeuwse hervormer van de thee-ceremonie, pardon, de 'weg van de thee' (sadō of chadō (茶道), gevraagd werd wat het geheim van de weg was, antwoordde hij heel eenvoudig: "water koken en thee zetten".

Wetende dat de chadō een enorme ceremonie is, met wel 400 'kata', (de temae (点前) lijkt dit antwoord bespottelijk. De etiquette van de ceremonie is zó nauw omschreven, dat een simpele manier niet lijkt te bestaan. Toch is het exact wat het moet zijn. Want hoe ingewikkeld het voor de buitenstaander kan lijken, zo volstrekt eenvoudig is het bedoeld voor degene die de temae uitvoert. Het is juist ontdaan van alle franje en overdrijving, en staat heel dicht bij de natuurlijke schoonheid van wabi-sabi (侘寂), een esthetiek die heel nauw verwant is met de chadō

Waarom lijkt dat op judo (en de andere 'wegen' van Japan)?

Judo kan voor de buitenstaander een overweldigende hoeveelheid bewegingen en principes bevatten die dan exact zo moeten worden uitgevoerd in technieken. Zeker wie aan kata begint, kan soms denken dat het alleen om de vorm en de stapjes gaat. Maar de diepere verstaander ziet wel dat deze modellen uitdrukking zijn van hele simpele algemene bewegingen. Wat is judo? "Bewegen, balans en controle". Dat zou mijn simpele antwoord zijn op de de vraag wat de weg van 'jû' is. Het is in de kern heel simpel en mooi. Bewegen van lichamen, die balans bewaren of verstoren en vervolgens controle krijgen over de beweging van een ander. Alles wat we doen op de mat, drukt dat uit, linksom of rechtsom, staand of liggend. Er is geen betere manier omdat te leren dan in de rust en eenvoud van kata.

We moeten het soms niet moeilijker willen maken dan het is... een thee-ceremonie in alle eenvoud ondergaan biedt de rust die een judo-training niet heeft, om dat in alle eenvoud tot je te laten doordringen.

-----------------------------------

Dit weekend is in Amsterdam het WK kata. 
Sebastiaan Fransen schreef daarover donderdag al een uitstekend blog
Dit blog wil mijn kleine bijdrage aan de kata-promotie leveren. In alle rust, eenvoud en schoonheid.

woensdag 16 september 2015

Tomaru tokuru o shire (4): deceleratie

Vorige week schreef ik over 'het juiste moment van ophouden'.  Dat ging over de interactie tussen mensen, op de mat en de dialoog. In technisch opzicht heeft dat begrip tomaru tokuru o shire ook een natuurkundige betekenis. Dat is bij een judo-worp: deceleratie: Snelheid laten afnemen. Tijdig remmen.

Allereerst is het nuttig om onderscheid te maken tussen judo als 'acyclische' 'sport', verschillend van 'cyclische' sporten. Wat wordt daarmee bedoeld? 
  • Hardlopen, zwemmen, wielrennen zijn cyclisch, dat wil zeggen: de bewegingen herhalen zich vrijwel continu in een bepaald patroon, en de energie die geleverd wordt, vraagt dan ook om een groot uithoudingsvermogen, stamina. Hart en spieren hebben een hoge continue belasting.
  • Judo en gevechtskunsten, maar ook tennis, basketbal, en zelfs voetbal, zijn acyclisch. De sporter beweegt voortdurend, maar wisselt van richting, belasting, en intensiteit. De acyclische sporter moet op een ander niveau, explosiever, zijn energie leveren. Zeg maar simpel: hart en spieren werken op wisselende belasting, maar kennen ook extreme piekbelasting. 
Ademhaling bij cyclische sporten is een continu-inspanning van de longen en het lichaam, terwijl het bij acyclische sporten de bekende ademstoten geeft, kiai in budo-termen. En die kreten heb je nodig bij de piek! Tennissers hebben daar ook hun reden voor dus, het is meer dan 'gekreun'. Wij judoka doen dat tegenwoordig niet vaak, maar toevallig zag ik laatst een instructievideo van Isao Okano, waarin hij dat uitdrukkelijk zo leert: kiai vanuit de hara.

Toegepast op judo

Voor judoka betekent dit kiai een enorme explosiviteit bij het toepassen van technieken. Heel snel wisselen van richting, armen en/of benen, postuur en positie, en daarin kracht leggen, of ontspanning. 
In termen van snelheid betekent het explosieve vooral: acceleratie. Snelheid in één fractie van een seconde gigantisch opvoeren en daarin enorme energie leggen. Wat echter kenmerkend is voor acyclische sporten, is de verandering van belasting en snelheid na die éne fractie van een seconde. En dat betekent voor een judoka, dat hij net zoveel aandacht moet besteden aan acceleratie bij zijn techniek, als aan deceleratie. Gasgeven en remmen in gewoon Nederlands. Zorgen dat je beide pedalen kunt bedienen en niet uit de bocht vliegen of doorschieten van de weg af.

Wat gebeurt er?
  • Een judoka die alles geeft in een piekmoment, explodeert als het ware, maar moet daarna het energie-niveau onmiddellijk terugbrengen. Dan zal een natuurlijke vertraging inzetten, zeg maar: gas loslaten en op de motor afremmen. 
  • Wrijving en de natuurkundige wetten van inertie leren echter dat het ook energie kost om te decelereren, en dus kost het ook krachtsinpanning. Vanzelf stilstaan kan niet, hard remmen betekent extreme wrijving en warmte-opwekking, dus: energie inzetten.
  • Een vliegtuig wat landt, zet razendsnel kleppen op de vleugels omhoog om te decelereren. Moderne vleugels en kleppen zitten vol high-tech snufjes voor extreme deceleratie. Evenzo zijn de voeten op de mat, en hun stand, de natuurlijke 'kleppen' voor een judoka bij het decelereren (en balansherstel).
  • Een judoka die in dezelfde richting voortbeweegt als de piek-explosie, zal snel zijn balans verliezen (en daar schuilt het grote gevaar in judo) en kan dan zelf vallen of worden overgenomen. Daarom is beweeglijkheid in richting cruciaal bij het remmen. 
  • Een judoka moet daarom over 'stuurmanskunst' beschikken. Tijdens het proces van deceleratie mag hij niet als een op-hol-geslagen kart uit de bocht vliegen of gaan slippen, maar met zijn hele lichaam de snelheid en vertraging controleren. Geen enkel onderdeel van zijn lichaam kan daarbij gemist worden, met de nadruk op het zwaartepunt. Een fietser die zijn evenwicht moet bewaren op volle snelheid, doet dat ook.
  • Balansherstel is in feite ook een vorm van decelereren op het juiste moment.
We zien uiteraard in judowedstrijden en randori wat er normaal gebeurt. Want veel judoka hebben een enorme explosieve kracht, maar moeten zoeken naar de rem. En dan zie je dus prachtige knallende worpen, maar ook een tori die door zijn eigen beweging over uke heenrolt - en dan was er geen sutemi of makikomi beoogd. Dat zagen we laatst ook bij de video in de blog over yama arashi. Een explosieve bergstorm, maar ook moeilijk om tijdens een wervelwind te remmen. En zelfs Okano-sensei houdt bij de video die ik laatst zag, bijna nooit zijn eigen balans. (Eigenlijk mag daarvoor geen ippon worden gegeven, omdat tori dús geen totale controle heeft, noch over uke, noch over zijn eigen energie. Maar dat terzijde. Hmmm...)

Tomaru tokoru o shire

Wat het principe van tomaru tokoru o shire in dit verband betekent, is duidelijk. Een judoka die explosief judoot, moet niet alleen leren de explosie op te wekken en toe te passen (jukuryo danko - gedecideerd handelen) maar ook de rem weten te vinden (tomaru tokoru o shire - weten wanneer te stoppen). Acceleratie en deceleratie in één seconde kunnen toepassen.

Het proces van acceleratie en deceleratie gaat bij een techniek echter zo snel, dat deze werking vanuit de hersenen (waar elke elektrische impuls voor het lichaam en de spieren vandaan komt) weliswaar deel van de intellectuele kant van het judo is, maar eigenlijk ook bijna instinctief moet worden, een reflex. Niet nadenken, maar voelen, lijkt het dan dus. Toch is het een verband tussen hersenactiviteit en motoriek, en die kan door héél veel gericht trainen worden bereikt. Kán worden bereikt. Een zeer moeilijke vorm van beheersing.

Tomaru tokoru o shire: weten wanneer je moet stoppen voor het grote werk, maar ook weten waar de rem zit bij het fijne werk, de explosiviteit van het judo. Wat heeft die Kano toch allemaal bedacht...

Wie wat meer wetenschappelijke achtergrond wil lezen, kan overigens dit interessante artikel lezen.

zondag 13 september 2015

Gekken Kogyo

Soms ergeren traditionele judoka zich aan de commerciële gekkigheid die de IJF weet te maken van het internationale wedstrijdjudo. Alles lijkt de draaien om de knikkers die de sponsors binnenbrengen. Alles lijkt ook opgeofferd te moeten worden aan het publiek dat zich moet kunnen amuseren. Entreeprijzen moeten hoog blijven, en de toeschouwers moeten ippons zien. Om het voor de teevee aantrekkelijk te maken, kwamen de blauwe pakken, de sponsors op de patches, de geel-blauwe matten, en ga zo maar door.

En dan is judo nog niks vergeleken bij de spektakels van MMA en sommige andere vechtsportgala's. Oh ja, Japan kan er ook wat van met de K1-toernooien. Een combinatie van harde vechtsporten, teevee, 400.000 euro als hoofdprijs en hordes toeschouwers. Sinds 1993 pas. Zo gek maken we het bij judo toch niet? 

Niets nieuws in Japan

Het spreekwoord luidt: "er is niets nieuws onder de zon".  Een spreuk uit de Bijbel trouwens. Maar er is ook niets nieuws onder de rijzende zon. Wie zich wat verdiept in de geschiedenis van de Japanse vechtsportcultuur, komt er achter dat de IJF niets nieuws doet, en de uitvinder van K-1, Kazuyoshi Ishii, ook niet. Want in 1873 kende Japan al de Gekken Kogyo.

Toen in Japan de Meiji-periode aanbrak, werd het land drastisch gemoderniseerd. Wat ook betekende dat het oude Samurai-ideaal aan gruzelementen ging. Zwaardvechten was overbodig en in 1876 werd het dragen van zwaarden op straat zelfs verboden. Dat in deze nieuwe cultuur en de openheid voor westerse ideeën ook de evolutie van jujutsu naar judo kon plaatsvinden, en de modernist Jigoro Kano zijn idealen kon bedenken, past in het plaatje. 

Maar wat moesten die Japanners nou met hun zwaarden en hun vechtlust? Een zekere Sakakibara Kenkichi zocht naar een nieuwe manier om kenjutsu (de vaardigheid om met het zwaard om te gaan) te promoten en bedacht daarvoor in 1873 een nieuwe vorm van competitie: vechten met publiek. Hard vechten. Spektakel. Met flinke entreeprijzen en uiteraard weddenschappen er om heen. Gekken Kogyo werd het genoemd. (Gekken of gekiken = zwaardkunst; Kogyo = spektakel, opvoering)  Uiteraard was dit spektakel, wat een week lang doorging, een enorm succes en andere gevechtskunsten gingen meeliften op dit succes. Uiteraard ontspoorde dit idee ook in een show vol ijdelheid, geldzucht en drank, en Sakakibara had al snel spijt als haren op zijn hoofd. De stad Kyoto verbood de Kogyo al spoedig, aangemoedigd door de sensei van de traditionele gevechtskunsten die niets moesten hebben van deze commerciële ontaarding. "Deze gekken kogyo bedriegen de mensen en stellen hen bloot aan geweld. De deelnemers konden beter hun energie gebruiken voor echte arbeid en streven naar een gezond en betekenisvol leven." Aldus de burgemeester van Kyoto in de jaren 70 van de 19e eeuw...

Elke tijd zijn eigen spektakel

Er is dus niets nieuws onder de (rijzende) zon. Japanners en andere wereldbewoners zijn om de zoveel tijd gewoon gek op commercie, spektakel. Het oud-Romeinse 'brood en spelen' blijft universeel toepasbaar. De kritiek van verstandige mensen blijft ook steeds dezelfde. Tegenstanders van geweld en zinloos gedoe zullen er altijd zijn. Kano en zijn idealen van seiryoku zenyo en jita kyoei stonden in een brede traditie, maar ook haaks op volkse sentimenten. Tot in onze dagen moeten mensen sportgek kunnen zijn zonder zelf moe te worden. Nu is het meer koning voetbal in onze landen dan K-1. De IJF doet er alles aan om daar tussen te komen. De geschiedenis zal zich blijven herhalen. Elke tijd zijn eigen Gekken Kogyo...

woensdag 9 september 2015

Tomaru tokoro o shire (3)

Een Chinees spreekwoord zegt: "Als je maar lang genoeg blaast, zal zelfs het stugste gras een keer gaan liggen". Veel mensen denken er net zo over, en dat betekent: doorgaan tot een ander zich gewonnen geeft. Het is een beetje zoals mensen kijken naar knokfilms: rammen tot de ander K.O. is en niet meer beweegt. Of doorgaan met onderwerpen (submission) tot de tegenstander opgeeft. Bij andere vechtsporten is dat zeker zo. Judo kent geen knock out.


Judowedstrijden hebben een scheidsrechter op de mat en hoewel die beste kerel geen populaire baan heeft, is het goed dat er regels zijn en dat hij matte kan roepen. Een ippon is een ippon maar de bescherming van elkaars veiligheid staat voorop. Wie dat niet snapt, kríjgt geen ippon, maar gééft een ippon, via zijn eigen hansokumake.

Nu is het wel zo dat judo training niet houdt van opgeven. Trainen is doorzetten. Maar voortijdig opgeven is niet hetzelfde als: ophouden als dat moet. Een trainer zal een judoka leren grenzen te verleggen maar ook niet over de grens heen te gaan. Overtrainen = blesseren. De juiste maat in alles, daar gaat het om. Doorzetten en ophouden kunnen heel goed samengaan.

Ook buiten de mat is judo van toepassing, en in gesprekken en discussies - het voorbeeld bij uitstek dat Jigoro Kano altijd als voorbeeld nam voor judo in het alledaagse leven - zijn er mensen die net zo doorgaan als MMA-vechters. We leven in een tijd waarin hyper-assertieve mensen heel ver kunnen gaan met het doordrijven van hun zin. Je zult maar op een klantenservice-callcenter werken... Zelfs huisartsen en notarissen geven er soms vroegtijdig de brui aan, omdat ze de druk van mensen die niet van ophouden weten, niet meer (willen) verdragen.

Judo wijst een andere weg en hoewel ik van nature ook een gedreven mens ben, en me best kwaad kan maken over onrecht, hoop ik elke training weer dat judo me leert wat Jigoro Kano als één van zijn vijf pijlers onder judo zag;  Tomaru tokoro o shire.
  • 止まる tomaru = ophouden, stilstaan 
  • 所  tokoru = plaats, moment 
  • 知れ  o shire = te begrijpen 
"Weet het moment waarop je moet ophouden..."

Ook als er geen scheidsrechter is - op de mat of in discussies - moeten de partners weten van ophouden. Een judoka gaat niet door als iemand aftikt of duidelijk niet meer verder wil of kan. Zeker niet bij randori. Maar het geldt ook voor het gesprek. Wijsheid is niet: gelijk hebben en krijgen. Een van mijn leermeesters heeft eens gezegd: "Soms heb je gelijk, maar heb je ongelijk als je gelijk wilt krijgen." 

Judo training wil ons elke keer opnieuw dát leren. De wijsheid van het beslist en doortastend handelen (jukuryo danko) maar ook de wijsheid van het tijdig ophouden. Matte! Judo training is aldus als een ander Chinees spreekwoord: "Inzichten zijn als spijkers: hoe vaker je erop slaat, hoe dieper zij binnendringen." Training is de hamer. Je moet het vaak bewust zo doen, matte kunnen zeggen tegen jezelf, dan gaat het 'zitten' en geworteld raken in je leven. 

Maar. Als mensen dit belangrijke principe niet begrijpen of willen toepassen, kan het soms ook verstandiger zijn om zelf dan maar te stoppen. Beter 'van de mat stappen' dan doorgaan met een gevecht waar je geen deel van wilt uitmaken. Als een ander niet weet van ophouden, kies dan zelf dat juiste moment. Ook als een ander dat laf vindt, wees dan maar zelf de verstandigste. We vechten niet op leven en dood.

zondag 6 september 2015

Kihon 基本

In de voor mij legendarische Karate-Kid-I film vraagt Daniel-San na één les van mr. Miyagi: "En? Wanneer ga ik slaan?" En dan krijgt hij eerst uitputtende lessen in allerlei basis-dingen waar niks aan is, maar die wel belangrijker zijn dan 'slaan'.

Die basis-dingen, dat noemen we kihon 基本
  • ki 基 = fundament, basis
  • hon 本 = oorsprong, oer-, puurheid
Kihon in judo en andere budo-wegen is dus: de oerbasis, het oorspronkelijke fundament.
En die mag bij geen enkele training ontbreken.

Wat is kihon bij onze training?

Nu is de discussie uiteraard: wat is dan de kihon voor onze judolessen? Wat is het allerbelangrijkste?
Een half uur warming up die niet specifiek voor de spieren die je gaat gebruiken, is niet fundamenteel. Maar zoals bij aikido bepaalde basisbewegingen worden gedaan, elke les opnieuw, vind ik wel kihon. Voor judo is dat ook: ebi. Niet alleen voor het newaza van belang, maar voor het hele lichaam en het soepel maken van de heupen.
Ukemi is ook kihon. Van beginner tot 9e dan, allemaal moeten we ukemi blijven trainen - zoals ik laatst al schreef. Al ben ik zelf van mening dat vooral de voorwaartse en achterwaartse rol, en de zijwaartse ukemi fundamenteel zijn, de rest komt nauwelijks voor. 
Alles wat het lichaam soepel maakt en voorbereidt op veilig trainen en vermijden van blessures is kihon voor judo. Ik vind spiertraining en harde conditioning daar niet bij horen. Daar kun je ook voor in de fitness aan de slag en veel systematischer (en dus beter-fundamenteler).

Kata

Verder is vanuit de oorsprong zeker kata een deel van het kihon-pakket. Nu wordt dat als een soort luxe beschouwd voor hoger-gegradueerden, maar ik vermoed dat judo bijna de enige budo is die het kata zo heeft weggeschoven. In alle Japanse kunsten is kata de basis van elke technische training. En wie iets probeert te snappen van hoe technieken bedoeld en in elkaar zitten, kan niet om kata heen. Houdgreepjes leren zonder katame no kata? Is eigenlijk onzin, zeker als het de rij van Kawaishi afgaat en... er geen systematisch verzet van uke is zoals in het kata. Wat is die controle dan helemaal? Kun je wel losse worpen leren zonder het gevoel van stappen, pakken, en aanvallen, of de balansverstoring zoals die in het nage no kata zijn overgeleverd? En eigenlijk... snap je wel wat judo-souplesse is zonder ju-no-kata, of wat de betekenis is van echte zelfverdediging zonder kime-no-kata? Is dat niet allemaal kihon? Te leren voor je goed randori of shiai kunt doen?

Hele houding


En verder is uiteraard het beleven van de principes seiryoku zenyo en jita kyoei op en buiten de mat kihon. Het doel en de middelen zuiver hebben. Fysiek en moreel. Dat een judoka een nobele mens is, is fundamenteel. Respect, eerbied (rei), van binnen...

We hoeven geen judo-fundamentalisten te zijn om dit te onderschrijven of te willen handhaven. Of wel... ?