zondag 31 juli 2016

"Breekpunt." Een indrukwekkend judoboek

Een vers judoboek op de plank en een langere treinreis maken - dat is lekker lezen! Het boek 'Breekpunt' van (voormalig) judoka Bastiaan Ruitenga is zo'n boek waarbij je bijna vergeet uit te stappen op de plaats van bestemming, zo pakkend is zijn levensverhaal. Zeker voor iemand als ik die na twee tromboses ook wel weet hoe kwetsbaar je leven is en wat het is om met alle wilskracht terug te willen komen op de mat. Ik herkende er dus veel in. Sowieso is een boek met zoveel inkijkjes in het judoleven van een landgenoot een zeldzaamheid. Genieten dus, vertraging op het spoor wordt opeens geen punt.

Het levensverhaal

Bastiaan groeit op in een 'wiebelig' leven zoals hij het beeldend noemt. Levend op een wiebelende boot in de haven van Hellevoetsluis, waar zijn ouders een karig bestaan willen verdienen. Een leven van hard werken zonder privacy, een wereld waarin een uitermate onzekere jongen zijn hoofd boven water moet houden in een weerbarstige relatie met zijn vader en een moeder aan wie hij gehecht is. Een jongen met veel te veel energie en veel te veel twijfels over zichzelf, mentaal wiebelend en instabiel. Een jongen die moeilijk kan leren en zich moeizaam overeind houdt op school. Een jongen die zijn lichaam afbeult om, met enorme dagelijkse fietstochten door weer en wind, zijn energie en emoties te ordenen. Hij doet me denken aan Jimmy, uit de onvergetelijke plaat van Boudewijn de Groot: "Hoe sterk is de eenzame fietser die kromgebogen over zijn stuur tegen de wind zichzelf een weg baant..." Hij werd geen voetballer want dat vond deze jongen maar niks. Hij is sterk, een fietser bij tegenwind.  Maar hij is op een gegeven moment wel "halfdood", ook al voetbalde hij niet...

Bastiaan gaat op judo, eerst in Hellevoetsluis, daarna bij Richard de Bijl in Spijkenisse. Met keihard trainen en door alle tegenwind heen, wordt hij een steeds beter wedstrijdjudoka. Het is het enige waar hij een gevoel van eigenwaarde aan ontleent, en hij legt de lat voor zichzelf nog hoger dan zijn eigen trainers. Na zijn eerste internationale succes voelt hij zich door het judo steeds sterker, mentaal en fysiek. Hij wil het onmogelijke van zichzelf en knokt zich omhoog richting het NK voor senioren. Tot in 2001 het noodlot toeslaat en hij in een eerste ronde tegen de mogelijke winnaar ongelukkig wordt geworpen en zijn nek breekt. Hij is halfdood, men vreest voor zijn leven. Dat wil zeggen: dat is de medische diagnose, maar Bastiaan wil diep in zijn hart niet weten dat hij zijn nek gebroken heeft. Hij drukt weg wat hem overkomen is, wil zichzelf bewijzen, en gaat op pure wilskracht revalideren. Een jaar later staat hij weer op het NK, wint net niet. 
Daarna traint hij zich helemaal kapot, gaat hij helemaal alleen naar Japan trainen aan de beroemde Tsukuba universiteit waar hij leert dat judo nog méér is dan de meest intensieve lichamelijke training.
"Alles op de universiteit ademde hiërarchie en respect. Het is iets wat ik vandaag de dag nog steeds bewonder aan deze cultuur. Ik heb er veel van geleerd. Vooral het tonen van respect en wat je daar dan als mens voor terugkrijgt." (p. 103)
Alles om terug te komen aan de top. Hij gaat ontzettend diep, maar wordt ook steeds eenzamer. Zijn eigen drijfveer probeert het onmogelijke te bereiken tot hij instort, en nu voorgoed. Na vele medische onderzoeken blijkt dat hij ook een herseninfarct heeft gehad waardoor zijn benen en coördinatie het hebben begeven. 

Aan een actief judoleven komt een einde, en Bastiaan moet zijn leven omdenken. Eindelijk staat de onstuitbare energiebom even stil. Nu komt pas het echte breekpunt in zijn leven. Hij ontdekt wat rust is in een mensenleven en wat het betekent om je ook voor anderen in te zetten. Dat je niet kunt doorhollen tot je er letterlijk bij neervalt. Hij ontdekt hij dat hij zijn idealen moet bijstellen naar de realiteit van zijn lichaam. Dat je niet alleen je doel voor ogen moet hebben, maar ook genieten van de weg die je gaat. Een nieuw beroep, geen judo meer, maar werken op het water, een gezinsleven, en met zijn verhaal andere mensen helpen.

Een aangrijpend boek

Een aangrijpend maar eigenlijk ook soms triest verhaal. Een boek wat zeer regelmatig een soort therapeutische terugblik biedt, als de schrijver zijn eigen psychologische gesteltenissen op de levensmomenten als met een fileermes beschrijft.
Het gaat over zijn angsten, maar vooral ook over zijn onzekerheid (literair motief 1), zijn negatieve zelfbeeld, en hoe dat zijn wereldje ontzettend klein maakte. Over zijn ontembare doorzettingsvermogen (literair motief 2) en wat al zijn ervaringen met hem deden, de leermomenten (literair motief 3). Je ziet hem in de flashback die dit boek is, steeds in de spiegel kijken. Hij heeft zelfinzicht verworven en wil andere mensen helpen in die spiegel te kijken. "Na 22 34 jaren in dit leven maak ik het testament op van mijn jeugd..." om nogmaals Boudewijn de Groot aan te halen. Een levensverhaal, maar ook een soort psychoanalyse van zijn persoon met de kennis van nu. In de periode na zijn grote ommekeer, als op de zeevaartschool, begon hij met het lezen van boeken en hij zegt:
Het liefst [las ik] biografieën en van alles over hersenen en gedrag. Hierdoor ontstond er bij mij, naast een groeiend zelfvertrouwen, meer en meer interesse voor de mens. Zo vroeg ik me af waarom we eigenlijk doen wat we doen. (p. 153)
Dat is te merken. De kennis van die boeken en de gesprekken met psychologen, past hij messcherp op zichzelf toe, op zijn complexen, motieven en gedrag. Tot aan (of over) de pijngrens, goudeerlijk, zonder remmingen. De gedreven Bastiaan die er weer helemaal voor gaat en zich dus niet schaamt voor zijn eigen zwakten, omdat hij er van geleerd heeft.
"In eerste instantie had mijn focus gelegen bij het krijgen van erkenning voor mijn eigen persoon, het kunnen zijn wie ik ben. Daarna kwam pas mijn ontwikkeling als judoka. Eenmaal aan de top aanbeland, was het meteen weer knokken geblazen om te overleven en weer terug te komen op mijn oude niveau. En al die tijd werkte ik ernaast." (p.152)
Het is niks, om 'de boer op te gaan' met zo'n eerlijke erkenning dat hij te ver is gegaan en zijn leven op het spel heeft gezet. Ik heb mezelf geen moment verveeld bij de continue introspecties en analyses, maar ik kan me voorstellen dat er ook heel wat lezers zijn die daar niet mee uit de voeten kunnen, want het kan ook hard binnenkomen dat een judoka zo in zijn ziel laat kijken.

Ex-judoka?

Bastiaan is gestopt met actief judo en wedstrijden. Maar als ik dit boek lees, zie ik doorheen zijn hele strijd niet alleen een knalharde topsporter (zoals hij het zelf noemt) maar eerst en vooral ook een 'zachte' judoka. Een man die op en top judoka is gebleven in zijn geest, en met de ervaringen van het judo zijn leven heeft kunnen vormen.

Ik lees zijn leven als een continuïteit, ondanks het 'breekpunt' dat enkele jaren na de lichamelijke breuk van zijn nek ligt. Een reis zoals hij het zelf noemt. De , de weg, in judotermen. Een weg waarbij hij nu zijn eigen leven, met alle successen en mislukkingen, met anderen wil delen, tot hun nut. Jita Kyoei, zoals ook Jigoro Kano na zijn actieve judoleven alleen nog ju no kata deed en verder lezingen gaf om de wereld te (helpen) verbeteren. Ik zie in Bastiaan Ruitenga niet alleen een dankbare knokker maar ook een judoka die niet zozeer zijn judokwaliteit bewijst door de prijzen die hij wilde halen, maar door zijn bereidheid om te leren van elke ervaring. Een man die in zijn eerste periode het principe van het 'beste gebruik van de energie' (seiryoku zenyo) zeker niet toepaste door zijn over-trainen, maar die leerde om zijn gaven anders te gaan benutten. Een doorzetter en optimist, zoals een judoka hoort te zijn.
Door heel wat tegenslag te overwinnen, heb ik kunnen worden wie ik nu ben. Het was kennelijk mijn weg om het op die manier te ervaren. Voor mij is het nu pas tijd om een stuk zachtheid in mijn leven toe te laten. Dit heeft alles te maken met openheid en eerlijkheid. Die hebben geleid tot dit boek, het opschrijven van mijn levensverhaal. Niet als afsluiting, maar als begin, Tot nu toe heb ik een te gekke reis gemaakt (...) Het leven is zo ongelooflijk mooi en interessant, dat ik er elke dag dankbaar voor ben. Bovendien is het maakbaar. Ik wens je toe dat jij dat ook zo ziet. In goede, maar ook in slechte tijden. Er is altijd plaats voor een nieuw stukje leven. Wie weet waar dat je vervolgens brengt. Vertrouw op jezelf. (p. 155)
Het enige... ik denk dat hij nog gaat leren als hij ouder wordt, dat het leven niet maakbaar is. Bastiaan is nu 34 jaar oud en in de bloei van zijn leven. Vader van een tweeling, omkijkend en vooruitkijkend. Wellicht, als zijn volgende levensfase aanbreekt, als de kinderen het huis uit zijn en de grijze haren komen, dat hij nog eens terug zal gaan naar Japan. Om daar te leren wat óók aan de basis van het judo staat: de wijsheid van de eeuwen en de overgave aan de natuur. Het leven is niet maakbaar, het stroomt als het water en het gaat zijn eigen weg. Dat is de ultieme geest van , het meegaan met de stroom...
Ik verwacht, zeg maar, over 20 jaar een nieuw boek. Het vervolg op Breekpunt. Een man die zo door het leven gelouterd is, en zo goed naar zichzelf en het leven kan kijken, heeft ons dan waarschijnlijk nog veel meer te vertellen.

Breekpunt, Een judoka die zichzelf overwint. Door Bastiaan Ruitenga en Michel Kriek, ISBN : 9789071902192, 192 pagina's.

zondag 24 juli 2016

Kinderen kinderen laten zijn

Nogal wat sportscholen hebben een 'wedstrijdselectie'. Een groep judoka die uitblinkt en in staat moet zijn met wedstrijden mee te doen. De recreatieve groepen zijn er - zeker bij de kinderen - in overvloed, maar wie competitief is ingesteld en in waar de coach iets in ziet, kan worden gevraagd om meer te trainen, en meer wedstrijdgericht. Dan kan men meedoen met 'belangrijker' wedstrijden dan de clubkampioenschappen. Dan speelt men een potje mee op de toernooitjes die in de regio worden gehouden en niemand rept dan nog over een NK of zo. Eerst maar eens leren tegen je verlies te kunnen en niet te huilen...

Over het algemeen willen kinderen maar al te graag bij de 'selectie' horen. Want dan ben je goed! Ouders zijn trots en hebben er van alles voor over om met de kinderen toernooien af te gaan en ze te helpen op de weg naar de top. De eerste medailles en bekers worden zorgvuldig uitgestald en het kind groeit in zelfvertrouwen als het als lid van de selectie ook nog met prijzen thuis komt. De beweging van ouders die voor hun kinderen alleen het beste goed genoeg vinden, en de ambitie van moderne kinderen die zich individueel willen (leren) ontplooien, komen bij elkaar in de 'selectie' die mede gedragen wordt door sponsors, variërend van de plaatselijke supermarkt, tot het bedrijf van een van de judo-ouders. Tot zo ver kan het allemaal nog goed gaan...

Kritische reflectie

Nu is het geweldig om kinderen die het kunnen, in het judo verder te helpen. Maar hoe ver moet/mag je daar in gaan? Ik las deze week een stuk wat tot nadenken stemt, van Prof. dr Chris Visscher - hoogleraar Jeugdsport van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) die de vraag durft te stellen of de "selectiestress" niet veel te overdreven of zelfs ongezonde vormen begint aan te nemen. 
"Sportprestaties hebben een ander belang gekregen. Je hoorde 25 jaar geleden nauwelijks dat kinderen topsporter wilden worden en dat ze dachten er rijk van te kunnen worden. Dat perspectief is veranderd. Het gaat ook over status, ouders hebben soms zelf het idee dat ze die prestatie hebben geleverd, terwijl het om hun kind gaat."
Professor Visscher heeft wel een punt. De ambities van ouders (en sportclubs en bonden) zijn soms erg vergaand en zo wordt het kind ook meegesleept in een proces waarin het zijn/haar eigen ontwikkeling niet kan bijhouden. Topsport? Voor een kind? Kort gezegd is het dit: een kind heeft een eigen ontwikkelingstempo. Als er wordt gesproken over topsport en prestaties, wordt er snel over de hoofden van de kinderen beslist dat ze er beter van worden om de lat zo hoog mogelijk te leggen. Ouders en sportcoaches luisteren soms niet erg naar het kind, en trekken/duwen dan hard waardoor het kind 'overspannen' wordt en de klap voor het zelfbewustzijn extra hard aankomt als de doelen niet gehaald (kunnen) worden. Het kind wijt dat aan zichzelf, terwijl het niet kan begrijpen dat het niet zelf faalt, maar eigenlijk... zijn ouders/opvoeders. Zouden daarom goede judoka soms van de ene op de andere dag hun pakken op Marktplaats gooien? De droom die uiteen spat en het kind dat wakker wordt in een andere realiteit dan de ideeën van hun ouders en leraren?

Op andere sporten betrokken zegt Visscher: 
"De Federers en Messi’s van deze wereld zijn de grote uitzonderingen. We laten ons er te makkelijk door verblinden, vindt Visscher, en de consequenties daarvan zijn steeds ingrijpender. “Profclubs in het voetbal beginnen nu al bij de E-tjes met selecteren en opleiden. Maar het is helemaal niet bewezen dat het kinderen verder brengt. Misschien is een specialistische ontwikkeling zelfs wel slecht en een veelzijdige veel beter. Een recente studie heeft in elk geval aangetoond dat vroege specialisatie vaak leidt tot blessures op latere leeftijd."

Kan men dit ook toepassen op het Nederlands judolandschap?

Ik denk van wel. Wat ook NOC*NSF in ieder geval constateert, is dat de uitval van jeugdleden in de puberteit enorm hoog is. Ook bij de zogenaamde 'selectie'- in onze sportschool gaan ze echt niet allemaal door tot ze 21 zijn. Waar zou dat door komen? Is dat de mentaliteit van de moderne jeugd die liever Pokemons vangt op hun mobieltje, dan elke dag gedisciplineerd traint? Vast. Maar zou niet het aspect van 'overspannen verwachtingen' een even grote rol kunnen spelen? En wat te denken van kinderen van onder de 17 die soms langdurig geblesseerd raken? Paste 'topsport' wel bij hun fysieke ontwikkeling?

Om die reden heb ik mijn grote vraagtekens bij het recente beleid van de JBN dat er (met NOC*NSF) op gericht is om judoka zo vroeg mogelijk binnen te loodsen in een 'topsport-traject'. Dat een eigen club er een selectie op na houdt, allez. Dat kan binnen een club nog binnen redelijke proporties. Maar om kinderen tussen de 12 en 15 jaar al te 'verplichten' of met aandrang uit te nodigen om mee te doen met een RTC (Regionaal Trainings Centrum) of sportgericht LOOT-onderwijs te laten volgen, vind ik persoonlijk wat overdreven. Moeten kinderen zich laten meeslepen in de tomeloze ambitie van het grote geld en de Olympische droom, of ouders prikkelen om hun ambities steeds hoger te stellen en voor kinderen wellicht onverantwoorde beslissingen te nemen? Een kind wat slechts redelijk presteert en zo op een NK terecht komt, uit een eigen omgeving te zetten en richting 'topsport' te duwen, is toch... overspannen? Een kind van 13 uit de provincie pushen om in een andere stad op een LOOT-school zich aan sport toe te wijden, hoe kun je dat toch doen? Hoe kun je als gezin toch verantwoorden dat je in deze tijd van aangespannen broekriemen, kinderen tegen enorme kosten overal heensleept omdat de JBN-mensen iets leuks voor de 'weg naar de top' voor ze hebben bedacht? Want laten we wel bedenken, dat de bedragen voor uitzendingen naar internationale wedstrijden in de papieren lopen: naast de toernooien hakken reis- en verblijfskosten er enorm in en je mag ze allemaal zelf ophoesten als je geen rijke sponsor hebt.

Het lijkt mij dat een kind van 13 met rust moet worden gelaten als het gaat over 'ambities'. Práát niet eens over topsport. Laat ze niet continu hun grenzen opzoeken. Denk niet over Olympische Spelen. Al heeft een jongen/meisje een bruine band en een leuk kastje bekers en medailles, laat het in hemelsnaam nog lekker Pokemons vangen. Laat zo'n kind 'kind' zijn en maak er geen 'mini-volwassene' van. Zijn we niet zelf ooit allemaal kind geweest? Toen ik zo jong was speelde ik nog lekker buiten... Het leven was een spel en niemand duwde tegen me aan met ambities en prestaties. Wat zou ik de geselecteerde kinderen voor het RTC gunnen dat zij tegen hun ouders konden zeggen: "pap/mam, laat me nog spélen, laat me kind zijn, alsjeblieft!"

Maar goed, ik hoor ze denken 'daar boven'... daar kweken we geen topjudoka mee. Wellicht. Maar mijn twee centen zijn dit: bij elke vorm van opvoeding en onderwijs staat de leerling centraal, of niet? Mooi zo. Dan kijkt de judo-coach dus naar wat goed is voor het kind en niet of de dojo vol is met aanstaande toppers. Laat kinderen kinderen zijn, zij staan centraal. Als kind.

zondag 17 juli 2016

Tandoku renshu 単独練習

Het wordt vakantietijd en de dojo zijn gesloten. Helaas. Dus kun je niks aan judo doen.
Niet dus.

Traditioneel heeft judo-oefening twee mogelijkheden. Met en zonder partner. Jigoro Kano leerde zijn leerlingen om ook alleen repeterend technieken te oefenen: tandoku renshu.

welke techniek is het???
Tandoku (単独) = letterlijk: "gewoon in je eentje"
Het normale judo met een partner noemen we sotai (相対): "samen, face to face".

Oefening is renshu 練習, waarbij het oefenen dan dus echt een lichamelijk-repeterende betekenis heeft, want als het echte oefening met alle aspecten van het judo is, spreken we over keiko. 

Wat heeft dit voor zin? Is judo niet principieel een activiteit met iemand met wie je leert door sámen te bewegen en elkaar energie te geven? Jazeker. Maar om bepaalde technieken goed te leren, kun je niet anders dan de bewegingen van het lichaam (stappen, draaien en handbewegingen) eindeloos te oefenen. Dat kan men doen met een flexibel voorwerp aan een boom of paal te binden (zoals sommigen doen met een binnenband van een fiets of zelfs een judoband om een mee-gevend voorwerp) maar ook gewoon helemaal. Solo. Als een soort 'gymnastiek' maar dan wel heel gericht. Kano heeft het zelf zo bedacht.

Voorwaarde voor deze vorm van oefening is uiteraard, dat de judoka de exacte bewegingen van de betreffende techniek heel goed kent. Zo niet, is het zinloos. Of zelfs contraproductief. Om de verkeerde stappen vast te zetten in je bewegingspatroon, leidt nooit tot een goede worp. 

Daarom snap ik wel dat sommigen tandoku renshu aanbevelen, maar niet voor beginners. Of judoka die niet zo veel van worpfasen snappen. Dus: alle gevorderde judoka: aan de slag deze zomer... :)

Hoe dan ook, in de Kodokan doen ze het veel, ook als formele demonstratie.



zondag 10 juli 2016

Ichi-go ichi-e of nunc aut numquam

Ichi-go ichi-e (一期一会, letterlijk: "één tijd, één ontmoeting", al wordt 会 ook als kai uitgesproken in de normale verbindingen) is een begrip dat meer een geestelijke (allegorische) betekenis heeft gekregen dankzij de beroemde meester op de thee-weg (sadô, 茶道 ), Sen no Rikyû (千利休, 1522 – 21 avril 1591) genaamd. Het wordt meestal vertaald met "alleen deze keer", of "nu of nooit" of "grijp die ene kans".

Ichi-go ichi-e heeft wortels in zen en het boeddhisme, en het staat nogal eens op de kalligrafieën die opgehangen worden in de ruimtes waar een thee-ceremonie wordt gehouden. Op de weg van de thee is de betekenis vooral dat de deelnemers beseffen dat elke ontmoeting op de sadô uniek is.
Hoewel ik eerder schreef dat de weg van de thee ook betekent dat men fouten soepel herstelt, wordt de term in de budô nogal eens gebruikt om aan te geven dat je moet opletten, waakzaam moet zijn en dat fouten onherstelbaar kunnen zijn - want dodelijk bij gewapende kunsten. Ippon in judo. Toch is juist ook de betekenis dat je steeds nieuwe unieke kansen moet zoeken en niet mag opgeven van belang. De weg van de thee leert in dat opzicht iets van 'altijd doorgaan'.

nunc aut numquam
In onze eigen dojo wordt het begrip niet op zijn Japans gebruikt (helaas) maar op zijn Latijns. Nunc aut numquam, zegt een judoka als hij een nieuwe band krijgt overhandigd. Woorden die van de commando's zijn geleend. De oude band wordt over de schouder gegooid - niet meer naar omkijken - en de nieuwe omgeknoopt. Tijdens dat wegwerpen zegt hij 'nunc aut numquam' ten teken dat hij vooruit gaat, nu de unieke kans om daar ja op te zeggen.

Het is bijna zomervakantie. Er zijn weer overal judo-examens, de komende week in onze dojo. Het is tijd om beslissingen te maken. Wil ik doorgaan, ook volgend leerjaar? Nieuwe band, unieke kans. Elke training vol nieuwe, unieke kansen en beslismomenten. Niet omkijken naar mislukkingen en fouten, maar er van leren en vooral nooit opgeven.