Je vindt hier een geschiedenis van het Judo (柔道 jūdō) vanaf de stichting,
met de bedoelingen van de stichter, en afsluitend een aantal teksten.
Judo (柔道 jūdō) is
voor de meeste judoka's een leuke sport om te doen. We weten precies wat we
doen tijdens de training, de wedstrijden en welke banden we kunnen halen. We
kennen de regels bij de toernooien en weten hoeveel punten je kunt halen. We
kennen de worpen, houdgrepen, armklemmen en verwurgingen.
Maar waar komt judo nou vandaan? Uit Japan, zeggen we dan.
Wie heeft judo dan uitgevonden? Jigoro Kano, zeggen we dan.
Maar verder?
Judo komt uit Japan
Als we aan Japan denken, denken we aan een modern land. Een
belangrijk industrieland, een wereldmacht. Maar dat was niet altijd zo. De
grondlegger van het judo leefde aan het einde van de negentiende eeuw en het
begin van de twintigste eeuw. Hij werd geboren in 1860 en overleed in 1938. Een
tijd van belangrijke veranderingen in Japan.
Als je wat wilt weten van judo, moet je ook wat weten van
Japan.
Japan was altijd een land van tradities geweest. Vanaf 1641
(tijdens de zogenaamde 'Edo-periode', 1603-1867) was Japan helemaal afgesloten
van de rest van de wereld. Alles wat niet-Japans was, werd verboden. Tot 1853. In dat jaar dwongen
de Amerikanen Japan met geweld om zich open te stellen naar de rest van de
wereld.
In 1868 kwam er een nieuwe keizer. Hij veranderde Japan van
een traditioneel land in een modern land. De Europese staten waren zijn
voorbeeld, vooral Duitsland. Men noemt deze periode de Meiji-restauratie (明治維新, ofwel Meiji ishin). Deze
moderne tijd betekende ook het einde van de macht voor de klassieke militaire
structuur in Japan. Japan ging zijn industrie ontwikkelen, handel drijven met
Amerika en Europa, een sterk en modern leger opzetten, oorlog voeren en ook
westerse ideeën binnenhalen.
In die periode ontstond het judo, op basis van puur Japanse
gevechtskunsten, maar ook met invloed van westerse ideeën over opvoeding,
onderwijs en sport.
Japanse gevechtskunsten
Japan was altijd een land van eigen tradities. Daarbij
hoorden ook de verschillende gevechtskunsten. Ju-jitsu was de belangrijkste
traditionele gevechtskunst. Jigoro Kano schrijft daarover het volgende:
"Wie iets van judo wil begrijpen moet noodzakelijkerwijs ook iets weten van de geschiedenis van de Japanse gevechtstradities, vooral ju-jitsu. Veel mensen kennen de term ju-jitsu, maar ik denk dat ze het moeilijk zouden vinden om de betekenis uit te leggen. Er zijn verschillende scholen die totaal verschillende dingen doen onder de noemer ‘ju-jitsu’, terwijl andere scholen hetzelfde doen met verschillende namen. Verder vallen er een heleboel technieken onder de gemeenschappelijke noemer ‘ju-jitsu’, zoals verwurgingen, armen omdraaien, slaan, stoten en werpen. Er zijn derhalve verschillende namen, zoals taijutsu, yawara, judo, kogusoku, torite, kempo, hakuda en shubaku. Kogusoku en torite verwijzen over het algemeen naar methoden om iemand vast te pakken; taijutsu en judo verwijzen gewoonlijk naar de oefening in gewapende grondtechnieken en de nadruk op werpen – wat het enige echte verschil is tussen beide. Omdat er zoveel namen en methodes zijn voor de oefening in gevechtskunsten, is het onmogelijk om precies te zeggen wat nu de verschillen zijn tussen al die soorten. Wat deze verschillende gevechtskunsten wel allemaal gemeenschappelijk hebben, is dat het aanvals- en verdedigingstechnieken zijn, waarbij de beoefenaar tegenover de vijand geen wapens gebruikt, tenzij een kort wapen. Omdat de term ‘ju-jitsu’ het meest algemeen bekend is en omwille van de bespreking, wil ik van nu af dat algemene woord gebruiken om alle boven genoemde gevechtskunsten in te sluiten." (Jigoro Kano: Mind over Muscle, p.12-13)
Het ontstaan van het judo
In 1882 begon Jigoro Kano met een eigen dojo in de
boeddhistsche Eishoji tempel in Tokyo. Hij noemde zijn school de 'Kōdōkan' (講道館), letterlijk: "de
plaats waar de weg wordt onderwezen." Wat hij in de Kodokan leerde, noemde
hij 'Judo' Dat was geen nieuwe naam. Al in de 18e eeuw werd die naam gebruikt.
De inhoud van het judo was echter wel behoorlijk nieuw:
"Er waren verschillende redenen waarom ik er niet voor koos om de term ju-jitsu te gebruiken, wat aanduidde wat gewoonlijk werd beoefend. In plaats daarvan gebruikte ik de naam 'judo'. De hoofdreden was dat 'do' (weg) het belangrijkste punt is wat de Kodokan leert, terwijl 'jitsu' (vaardigheid) bijkomstig is. Ik wilde ook helder maken dat judo een manier was om op weg te gaan in de ‘do’." (Jigoro Kano: Mind over Muscle, p.19)
Kodokan judo was wel het resultaat van Kano’s opleiding in
het klassieke ju-jitsu. Maar ook van zijn moderne opvattingen over lichamelijke
opvoeding die hij in het Japan van de Meiji-tijd had geleerd. In het judo werd
ju-jitsu op een nieuwe manier toegepast volgens moderne opvoedkundige principes
met respect voor de Japanse tradities.
Wat is judo dan?
Jigoro Kano heeft het nooit gehad over judo als een sport.
Voor hem was judo altijd een 'weg'. Dat betekent dat hij geloofde dat een
judoka bepaalde idealen en principes heeft, die hij overal toepast. Niet alleen
in de dojo, maar ook in het gewone leven. Met judo ben je dus nooit klaar. Je
moet elke dag blijven leren, hoe jong of hoe oud je ook bent. Judo is dus een
soort levenslange opvoeding, in twee onderdelen:
- Lichamelijke opvoeding. Door judo leer je op de beste
manier gebruik te maken van je energie en je hele lichaam soepel en verantwoord
te gebuiken. Je wordt door judo sterk (kyo), gezond (ken) en waardevol/nuttig
(yo)
"Het moet het doel van lichamelijke opvoeding zijn, om een gezond en sterk lichaam te krijgen, dat je in het alledaagse leven goed kunt gebruiken." (Jigoro Kano: KJT 8, 18-19)
- Geestelijke opvoeding. Door judo leer je ook je verstand
scherper te gebruiken en in de omgang met jezelf en je omgeving verantwoord te
handelen. Kano noemde dat intellectuele en morele opvoeding.
"Judo begon met de studie van gevechtskunsten, maar gaandeweg werd het duidelijk dat het kon worden toegepast op lichamelijke opvoeding, intellectuele training, morele opvoeding, sociale interactie, management en het alledaagse leven van mensen. Sommige mensen geloven dat judo simpel betekent: oefenen in de dojo. (...) Hoewel dat zeker een aspect van judo is, is het toch maar een klein deel daarvan. Met judo moet je het beste doel voor ogen hebben en al je geestelijke en lichamelijke energie op de meest effectieve manier gebruiken om je doel te bereiken - eenvoudig gezegd: seiryoku zenyo is wat het hedendaagse judo inhoudt. Om die reden is judo niet zozeer een gevechtskunst, maar meer het basisprincipe van menselijk gedrag." (Jigoro Kano: Mind over Muscle, p.77)
Lichaam en geest zijn niet twee verschillende dingen, maar
moeten bij elkaar komen. Een mens is niet in stukken verdeeld. Lichamelijk en
geestelijk zo goed mogelijk ontwikkeld.
Jigoro Kano ontwikkelde geleidelijk twee belangrijke
principes bij het judo. Die moet je levenslang leren en ze zijn van toepassing
op alles. Het eerste principe is het middel om het tweede te bereiken (het
doel)
- Seiryoku zenyo: het meest effectieve gebruik van energie.
- lichamelijk betekent dat: nooit overdreven veel kracht gebruiken bij judo en alles wat je doet.
- geestelijk betekent dat: deugdzaam, beheerst, ordelijk en doordacht bezig zijn.
- Jita Kyoei: "jij en ik schitteren samen", dat
wil zeggen: onderling samenwerken voor het welzijn voor allen.
- lichamelijk betekent dat: je energie positief inzetten door elkaar te helpen en samen aan een betere wereld te bouwen, in de dojo en daarbuiten.
- geestelijk betekent dat: door anderen gelukkig te maken, wordt je zelf ook volmaakt gelukkig. Dus ben je sportief, beschaafd en respecteer je elke medemens.
Het woord judo bestaat uit twee delen. Dat betekent:
- Ju (柔): flexibel:
je gebruikt je energie altijd op de meest effectieve manier, aangepast aan de
omstandigheden.
- Do (道): weg:
je bent altijd op weg naar verbetering van jezelf en de wereld.
"Men moet naar goede resultaten streven, wat men ook doet. De beste methode daarvoor is, de lichamelijke en geestelijke kracht zonder enige verspilling of afwijkend van die ene richting zo te gebruiken dat ze nut oplevert." (Jigoro Kano: KJT 6, 287)
De ontwikkeling van het judo
Het judo ontwikkelde zich onder leiding van Jigoro Kano
parallel aan de ontwikkeling van Japan. Kano is niet de grondlegger van een
sport. Het idee van 'sport' was Engels, niet Japans. Kano was in de eerste
plaats een opvoeder en idealist. Hij geloofde in het judo als een nieuwe weg,
een moderne vorm van de oude Japanse gevechtskunsten. Hij verbond aan zijn judo
een nieuw doel: samen vechten voor een wereld van volmaakte harmonie, in mensen
en tussen mensen.
Na de oprichting van de Kodokan stichtte Kano ook scholen en
werkte hij voor het Japanse ministerie van onderwijs, als hoofd van de
lerarenopleiding. In 1911 werd judo onderdeel van het onderwijsprogramma op de
staatsscholen. Zo verspreidde het judo zich over Japan.
Jigoro Kano maakte reizen over de hele wereld, ook naar
Europa. Daar leerde hij de westerse ideeën over opvoeding, onderwijs, sport en
de samenleving kennen. Hij nam die ideeën mee naar Japan en maakte ze steeds
meer tot onderdeel van het judo. Het principe van seiryoku zenyo kwam uit de
Engelse filosofie. Zijn ervaringen in de ju-jituschool Kito-Ryu, het principe
van 'kuzushi' als strategie van het judo, en de leer van de Kodokan, pasten
goed bij die leer over het optimaal gebruik van energie.
Het principe van jita kyoei werd gevormd door zijn
internationale ervaring. In 1909 werd Jigoro Kano lid van het Internationaal
Olympisch comité. Na de eerste wereldoordlog bezocht hij Europa. Kano besefte
dat het Olympisch ideaal van sport als verbroedering tussen mensen, de morele
doelen van het judo, en de organisatie van de Kodokan als culturele organisatie
(de Kodokan Bunkakai) van groot nut voor de wereld zouden kunnen zijn.
"De geest van jita kyoei moet worden gerespecteerd tussen volkeren. Als we kijken naar internationale samenwerking is het zo, dat als landen alleen hun eigen gewin zoeken en neerkijken op andere landen, zullen zij hun echte doelen niet bereiken. Elk land moet principieel werk maken van gezamelijk welzijn en voorspoed, en moet zichzelf vastbesloten gedragen om het beste voor te wereld te doen. (...) Ik geloof dat wereldvrede en het welzijn van de mensheid gerealiseerd moet worden door de geest die judo uitdraagt." (Jigoro Kano: Toespraak tijdens de Interparlementaire unie in Madrid)
Judo werd als gevechtskunst door Jigoro Kano dus op een heel
eigen manier verder ontwikkeld, van een oorspronkelijk Japans vervolg op het
ju-jitsu, naar een middel van lichamelijke en geestelijke opvoeding, volgens
vaste principes, met als groter doel de volmaaktheid van mens en wereld.
Jigoro Kano was ook een Japanner in hart en nieren, trots op
zijn vaderland. Judo was volgens hem heel geschikt als een methode van
'nationale lichamelijke opvoeding'. Hoewel hij zich altijd verzette als de
Japanse militairen het judo wilden misbruiken voor eigen doelen, wilde hij met
het judo zijn vaderland wel op wereldkaart zetten.
"Japan heeft zo veel geleerd van de verschillende naties in de wereld. Nu moet Japan als tegenprestatie de wereld iets leren. In de toekomst, als Japan het judo dat ik bepleit zal onderwijzen, zal het niet alleen in staat zijn om voor het eerst iets bij te dragen aan de cultuur in de wereld, maar ook om bij te dragen aan de internationale ontwikkeling van Japan. Daarbij zullen zij die judo hebben geleerd een centrale rol spelen." (Jigoro Kano: Mind over Muscle, p.8)
Judo na de dood van Jigoro Kano
In 1938 overleed Kano plotseling, aan boord van een schip,
toen hij op de terugreis naar Japan was. Japan stond aan de vooravond van de
tweede wereldoorlog, die ze zou verliezen na de atoombommen op Hiroshima en
Nagasaki. De Kodokan was na de dood van Kano een militaire academie geworden,
in dienst van de Japanse regering. Het judo kon na de oorlog alleen overleven
als het een programma zou volgen wat de Amerikanen goed vonden. Zo werd judo
een wedstrijdsport, met de spelregels en de indeling in gewichtsklassen die
iedereen kent. Met de verspreiding van het judo over de hele wereld, de opname
onder de Olympische Disciplines, de nationale organisaties, kreeg het judo
steeds meer een westerse kleur.
Toch blijft judo in de geest van de stichters veel meer dan
een gewone sport:
Judo is de weg naar het meest effectieve gebruik van lichamelijke en geestelijke kracht. Door je te oefenen in aanvallen en verdedigingen, verfijn je je lichaam en je ziel en maak je de geestelijke essentie van judo tot deel van je eigen zijn. Op die manier ben je in staat jezelf te vervolmaken en iets waardevols bij te dragen aan de wereld. Dit is het uiteindelijke doel van de judo discipline.Jigoro KanoHet is in harmonie met de principes van judo dat er geen conflicten zijn in de ontwikkeling van de wereld, of in de samenlevingen en landen die de mensheid vormt en opbouwt. Judo is geëvolueerd tot haar huidige vorm, vanuit de waardering van zuivere rede en ontwikkeling van techniek, en is nationaal en interntationaal hoog geacht als de meest effectieve methode van lichamelijke en geestelijke zelfdiscipline. Judo draagt bij aan de voorspoed van mensen, de ontwikkeling van vrede en het welzijn van de wereld.Kyuzo Mifune
Van jūjūtsu naar judo
Jigoro Kano (嘉納
治五郎, Kanō Jigorō) (1860-1938) heeft het judo doorontwikkeld vanuit de
verschillende jūjūtsu-scholen die er in zijn tijd in Japan waren. Daarmee
hebben we meteen de eerste moeilijkheid. Jūjūtsu? Welk jūjūtsu?
In vroegere tijden waren er veel jujutsu-stijlen populair. Mannelijke beoefenaars van een groot aantal stijlen gebruikten vaak dure wapens zoals speren, zwaarden en dolken. Hellebaarden werden meestal gebruikt door vrouwen. Veel technieken werden uitgevoerd op een voorgeprogrammeerde en dus op een ongewelddadige manier. Deze stijlen werden vaak beoefend door mensen van een hogere sociale klasse. Aan de andere kant was er het jujutsu wat beoefend werd door de militairen en door mannen van een lagere sociale klasse en die neigden naar een gewelddadige ongewapende stijl, voornamelijk met worpen, worstelen en vaardigheden om iemand vast te zetten. Deze stijlen behelsden ook stoten met handen en voeten, armklemmen, verwurgingen en ook methoden van dwang. Sommige van deze methoden werden geleerd aan politiemannen om te gebruiken om recalcitrante criminelen vast te houden. (Jigoro Kano, Judo Memoirs, p. 71)
Wat Mitesco belangrijk vindt, is de innerlijke kern van de
overgang, zoals Jigoro Kano die zag. Kano was zelf helemaal niet tegen jūjūtsu.
Hij hekelt in zijn geschriften de beeldvorming rond jūjūtsu, als zou het
daarbij alleen om vechten gaan, en gevaarlijke technieken aanleren. Maar
ondertussen was er van die beeldvorming een groot deel waar.
Omdat de meerderheid van het grote publiek onbekend was met de minder gewelddadige stijlen van het jujutsu, waren ze geneigd om alle jujutsu-stijlen als brutaal af te doen, en geloofden ze dat alle stijlen gevaarlijk waren. (Jigoro Kano, Judo Memoirs, p. 71)
Natuurlijk, Jigoro Kano zag vanuit zijn eigen ervaring heel
zuiver dat jūjūtsu als primair doel het gevecht had. Het was een
gevechtsmethode, waarbij de vaardigheid (jitsu) het middel was om het doel te
overleven. Jazeker, er waren jūjūtsuscholen waar de dood van de ander een
onderdeel van het gevecht kon zijn. Dat was voor Kano natuurlijk nooit
aanvaardbaar.
Maar Kano was in de eerste plaats ook een leraar, een
filosoof, een idealist. Een hoogstaande persoonlijkheid, qua beschaving en
intellectuele vaardigheid. Precies dat is de sleutel om te begrijpen waarom de
naam jūjūtsu uiteindelijk werd vervangen. Kano bevestigt dat er op zich in
goede jūjūtsu-training veel elementen van lichamelijke opvoeding te vinden
zijn. Immers, alle lichaamsdelen worden geoefend tijdens de training. Ook heeft
jūjūtsu een aantal morele en geestelijke waarden in zich. Hij zegt dan ook:
"Hoewel het niet zonder gebreken is, als we jūjūtsu als geheel beschouwen,
is het absoluut waardevol cultureel erfgoed dat bewaard moet blijven."
De idealist Kano probeerde daarom aanvankelijk te geloven
dat het jūjūtsu slechts op een aantal punten verbeterd zou moeten worden, om
een samenhangende methode van lichamelijke, intellectuele en morele opvoeding
te worden. Kano praktizeerde het jūjūtsu niet alleen; hij bestudeerde ook alle
elementen om uiteindelijk tot de conclusie te komen... dat het anders moest.
Want zijn analyses gingen verder dan de gevechtskunst.
Het jūjūtsu ten tijde van Jigoro Kano was een veelkoppig
monster geworden, waarin weliswaar een zekere vooruitgang te bespeuren was,
maar niet genoeg. Het jūjūtsu was gewoon te conservatief, en de hemelbestormer
Kano was veel te progressief om aansluiting te kunnen houden bij de oude
jūjūtsu-meesters. Veel jūjūtsuscholen waren in zijn ogen te onbeschaafd. Kano
ergerde zich bijvoorbeeld aan toernooien tussen jūjūtsuka's en
sumo-worstelaars, en showoptredens om geld. Hij beschouwde dat als hoerderij,
"prostituting a martial art", en hij vond dat walgelijk. Dat was
één reden voor de nieuwe naam. Naast alle waardering, besefte hij dat het oude
jūjūtsu niet door hem kon worden gered.
Ik wilde niet dat het publiek het geweld van jujutsu zou associeren met Kodokan judo. (Judo Memoirs, p. 71)
De tweede reden was wel degelijk de klassieke
jūjūtsutechniek en de praktijk in de scholen. Er was nogal een wanorde in de
lessen, waarbij gevaarlijke en ruwe technieken op onsportieve manieren werden
uitgekuurd. Goede theoretische onderbouwing van techniek was zeldzaam - wat ook
niet paste bij de toenmalige Japanse onderwijscultuur waarin de meester door
daden technieken leerde in plaats van door woorden.
In de beeldvorming lag jūjūtsu niet goed: het was meer een
opleiding voor gemene straatvechters, dan wat de naam zegt: een 'zachte
vaardigheid'.
De derde reden voor de nieuwe naam was fundamenteler.
Gaandeweg had Kano ervaren dat de jujituska's weinig aandacht hadden voor
andere doelen dan de technieken. Mogelijk dat ze Kano niet alleen fysiek hebben
gebruuskeerd, maar ook zijn ideeën met hoongelach hebben ontvangen. De trotse
Japanner beschrijft dat uiteraard niet in zijn lessen, maar als de dagboeken ooit
openbaar worden, zouden we kunnen speculeren op zulke ervaringen. We zouden ook
kunnen zeggen: Kano was te intelligent om het alleen bij gevechtstechniek te
houden. Hij was de professor in spe, die zo'n brede visie had op Japan en de
hele wereld, dat zijn doelen eerder gehinderd werden door een overmaat aan
gevechtslust. Hij legde met andere woorden, zijn doelen gewoon een levensweg
verder. Jūjūtsu kwam in zijn toenmalige opzet niet verder dan het gevecht. Kano
zag het gevecht hoogstens als een middel - en niet eens als het
belangrijkste middel. Het doel van Kano was verhevener: een perfecte wereld.
Zijn middel was het optimaal toepassen van energie, waarvoor de gevechtskunst
een ideale vorm kon zijn. Aan het eind van het leven moet iemand iets hebben bijgedragen
aan ontwikkeling, beschaving, verbetering van de mensheid. Tussen de oefening
en dat doel ligt geen gevecht, maar een weg die jaren omspant. Een levensweg.
Een do.
"Er waren verschillende redenen waarom ik er niet voor koos om de term jūjūtsu te gebruiken, wat aanduidde wat gewoonlijk werd gepraktizeerd, maar in de plaats daarvan de naam 'judo' gebruikte. De hoofdreden was dat 'do' (weg) is het grote concentratiepunt is van wat de Kodokan leert, terwijl 'jitsu' (vaardigheid) bijkomstig is. Ik wilde ook helder maken dat judo een manier was om in te schepen voor die weg."((noot:) Volgens Niehaus greep Kano bij de naamgeving van judo bewust terug op een term die al in 1714 voor het eerst was gebruikt in een jūjūtsuschool. In de eigen woorden van Kano: "om de verdiensten van de voorgangers te eren." (Andreas Niehaus: Leben und Werk Kano Jigoros (1860 - 1938) blz.210))
Judo was voor Kano een way of life geworden. Hij was boven
het jūjūtsu uitgestegen.
Die levensweg moest wel leiden tot een school waarin die weg
geleerd werd: het Kodokan.
Terwijl de oude vorm, jūjūtsu, alleen werd getraind om te vechten, was Kano's nieuwe systeem gesticht om zowel de geestelijke als lichamelijke mogelijkheden te promoten. Terwijl de oude scholen niets anders leerden dan praktijk, gaf het moderne judo de theoretische uitleg van de leer, met tegelijk evenredige aandacht voor de praktijk.T. Shidachi, 1892
Ik heb me vele jaren aan de verfijning van jūjūtsu gewijd en uiteindelijk het Kodokan judo ontwikkeld. Ik heb zoveel mogelijk mijn ervaringen met het klassieke jūjūtsu op een rij gezet. Vervolgens heb ik die elementen bijeengebracht die de moeite waard waren om over te nemen, en die delen verwijderd die verwijderd moesten worden. Tenslotte heb ik het vergeleken met de wetenschappelijke theorieën en het zo samengesteld dat het voor de huidige maatschappij bijzonder geschikt is. Jigoro Kano
Jūjūtsu:
the art of self-protection.
judo: the art of self-perfection.
judo: the art of self-perfection.
Jigoro Kano afgebeeld voor het Kodokan 講道館 in Tokio |
Luister naar de Sensei !
Seiryoku saizen katsuyo en kuzushi
Iemands geestelijke en lichamelijke energie moet zo
effectief mogelijk worden benut om een zeker doel te bereiken. Dat wil zeggen,
je moet de meest effectieve methode of techniek toepassen om geest en lichaam
te gebruiken. Als we de term seiryoku gebruiken voor onze geestelijke en
lichamelijke energie, wordt dat gebruik uitgedrukt in seiryoku saizen katsuyo
(het beste gebruik van iemands energie). We kunnen dat verkorten tot seiryoku
zenyo (maximale efficientie). Dat betekent, ongeacht welk doel we hebben,
moeten we om het te bereiken onze geestelijke en lchamelijke energie op de
meest effectieve manier toepassen. (...)
Maar dan toegepast op nage-waza. Stel dat je tegenstander
recht voor je staat. Als je dan een heupworp uitvoert moet je je eigen heup
tegen de onderbuik van je tegenstander duwen en je heup als een steunpunt gebruiken
– en hem werpen. Daarom moet je het steunpunt hebben op een plaats waar de
balans goed is. Als dat steunpunt op de borst is, is het deel boven het
steunpunt lichter dan het gedeelte daar beneden. Tenzij je ontzettend sterk
bent, zul je niet in staat zijn om je tegenstander te werpen. Als het gewicht
gelijk verdeeld is, kun je je tegenstander gemakkelijk werpen. Je moet goed
gebruik maken van dit principe. Als je dat doet zul je in staat zijn om een
tegenstander te overwinnen die twee of drie keer zo sterk is.
Als je energie verstandig laat werken, kun je iemand die
veel meer kracht heeft bij wijze van spreken met één vinger tegen de grond
krijgen. Als zijn balans slecht is en hij ontspannen is, zal hij vallen,
ongeacht van welke kant je hem duwt. Als hij al zijn energie gebruikt om
voorwaarts te bewegen, kun je die kracht niet weerstaan en terugduwen. Maar als
je duwt of trekt in de richting van zijn kracht zal dat er toe leiden dat zijn
balans wordt gebroken en op dat moment kun je hem verslaan. Zelfs als je
tegenstander twee of drie keer zo sterk is – als je op precies op het moment
dat hij uit balans is je beweging inzet, kun je hem gemakkelijk werpen door
iets eenvoudigs als hem te laten struikelen.
De judotechnieken kunnen verklaard worden met de theorie van
seiryoku saizen katsuyo. (...) In het geval van o-goshi (grote heupworp), als
de balans van je tegenstander gebroken is en hij een beetje voorover helt,
draai je je heup in, plaats je je hand op de rug van je tegenstander, trek je
hem tegen je aan en trek je hem op je heup. Als je dan draait met je heup en
aan zijn mouw trekt, kun je een grote tegenstander gemakkelijk werpen. Dit kan
ook worden verklaard met de theorie van seiryoku saizen katsuyo.
In het kort gezegd: het basisprincipe van judowaza is
seiryoku saizen katsuyo. In de rest van het verhaal zal ik de kortere term
‘seiryoku zenyo’ gebruiken (je energie op de meest effectieve manier laten
werken), wat het basisprincipe is van de verdediging tegen een aanval.
Nu we hebben vastgesteld dat seiryoku zenyo het
basisprincipe is van de verdediging tegen een aanval is de vraag: kunnen we het
principe ook op een andere manier gebruiken? Het is een dieperliggend principe
dat identiek kan worden toegepast op van alles. Toen ik een kind was leerde ik
het ju-jitsu van het verleden. Dat ju-jitsu had echter geen basisprincipe. Ik
leerde verschillende methodes van een bepaalde leraar. Hij leerde me hoe ik
mijn heupen moest plaatsen, hoe ik moest trekken om een tegenstander te werpen
en hoe ik iemand moest wurgen. Maar hij leerde me niets over welke principes er
waren of hoe die toe te passen. Toen ik verder studeerde merkte ik dat er
verschil was tussen wat de ene leraar en de andere leerde. Er was geen basis om
te kunnen vaststellen of iets wel correct was. Dat was de reden waarom ik een
diepgaande studie maakte van het ju-jitsu.
Uiteindelijk leerde ik van verschillende leraren in
verschillende scholen, maar als de ene methode van onderricht verschilde van de
ander, kostte het me moeite om vast te stellen waar nou de verschillen zaten.
Pas toen ik verder studeerde kwam ik achter de principes die ik heb beschreven:
om je doelen te bereiken moet je je energie zo effectief mogelijk gebruiken.
(Jigoro
Kano: Mind over Muscle, p.43-46)
Jita Kyoei
Seiryoku zenyo, het principe van judo, kan worden toegepast
op alle aspecten van het sociale leven. Maar een nieuw probleem, is dit: hóe
kan seiryoku zenyo worden toegepast als twee of meer personen een groep vormen?
Als mensen alleen zijn, kan het principe van seiryoku zenyo
zonder probleem worden toegepast, maar als er een groep van twee of meer
personen is, hoeft er maar één persoon aanwezig te zijn die zelfzuchtig handelt
om een conflict te hebben. Maar als alle leden van de groep zelfzucht
vermijden, en handelen overeenkomstig de noden en omstandigheden van de andere
personen in de groep, kan een conflict op een hele natuurlijke manier worden
vermeden en harmonie worden bereikt. Conflict schept wederzijdse vernietiging,
terwijl harmonie wederzijdse winst oplevert.
Dus, als een groep mensen samenleeft, kan men niet alleen
vermijden om tegenover elkaar te komen staan, maar men kan elkaar ook helpen.
Er zijn dingen die je niet alleen kunt doen, maar alleen samen met anderen. Voorts
kunnen de deugden en sterke kanten van iemand alleen maar andere mensen
aanvullen en stimuleren. Aldus brengt die situatie voordeel voor iedereen, iets
wat ze alleen niet zouden hebben. Dat noemen we sojo sojou jita kyoei, wat
betekent: onderlinge welvaart door wederzijdse hulp en toegeeflijkheid. dat kan
worden verkort tot jita kyoei. Om die reden kunnen we zeggen: als alle leden
van een groep elkaar helpen en onzelfzuchtig handelen, kan de groep harmonieus
zijn en als een eenheid opereren. Zo kan die groep zijn energie optimaal
benutten, net als een individu. Dit principe blijft waar, ook in het geval van
een complexe samenleving met miljoenen inwoners. Dus, als seiryoku zenyo
en jita kyoei worden gerealiseerd, zal het sociale leven zich natuurlijk
blijven ontwikkelen en vooruitgaan, en als leden van die samenleving kan
iedereen bereiken waarop ze hopen.
(Jigoro
Kano: Mind over Muscle, p.70-71)
Drie niveau's van training
We hebben nu vastgesteld wat de drie aspecten van judo zijn:
training voor de verdediging tegen een aanval; cultivering van geest en
lichaam, en je energie optimaal gebruiken.
We hebben ook vastgesteld dat het hoogste doel van judo is:
de perfectie van de eigen persoon, met als hoogste doel de perfectie van de
samenleving.
Om het duidelijk te maken:
We plaatsen het eerste - de training om je tegen een aanval
te verdedigen, onderaan en we noemen dat: judo op het laagste niveau.
Laten we de training in cultivering, wat bijproducten zijn
van de training voor de verdediging tegen een aanval, judo op midden-niveau
noemen.
De studie hoe iemand zijn energie ten dienste kan stellen
van de samenleving noemen we judo op het hoogste niveau.
Als we judo verdelen over deze drie niveau's, kunnen we zien
dat het niet beperkt is tot de training voor het gevecht in de dojo, en zelfs
als je je lichaam traint en je geest cultiveert, kun je niet bijdragen aan de
samenleving als je niet een niveau hoger gaat. Het maakt niet uit wat voor een
geweldig persoon je bent, hoe superieur je intelligentie, of hoe sterk je
lichaam, als je doodgaat zonder iets bereikt te hebben, geldt het spreekwoord:
"een schat die je niet hebt gebruikt, heb je weggegooid." Je kunt
zeggen dat je jezelf hebt vervolmaakt, maar er kan niet gezegd worden dat je
hebt bijgedragen aan de samenleving.
Ik benadruk dat allen die aan judo doen, erkennen dat het
bestaat uit deze drie niveau's en om te trainen zonder het ene of andere aspect
te verwaarlozen.
(Jigoro
Kano: Mind over Muscle, p.94-95)
Wedstrijden en sportief gedrag
In je alledaagse praktijk, maar ook in de competitie, krijgt
een toernooi wat binnenkort gaat plaatsvinden, alle aandacht, terwijl de geest
van judo op de achtergrond raakt. Hoewel het een moment kan zijn waar je trots
op kunt zijn, is competitie tussen scholen niet het uiteindelijke doel van de
studie en oefening van judo. Studenten moeten judo niet oefenen omwille van de
competitie, maar meer om in staat te zijn een groter doel in het leven te
behalen. Daarom is competitie tussen scholen en teams niet een doel, maar meer
een middel om een een meer nobel doel te bereiken.
Op deze manier is het helaas nogal eens het geval in de
competitie tussen judoclubs: gebruik makend van verschillende vuile trucs, of louter
rondrennen om zo te proberen aan je tegenstander te ontsnappen en niet te
verliezen, is niet in overeenstemming met de geest van judo. Als judoka's een
toernooi hebben tegen andere judoka's of scholen, moeten zij hun tegenstanders
zo veel mogelijk tegemoet komen, en als ze de overwinning behalen als het
resultaat van superieure vaardigheden, is dat de echte overwinning.
Als je bijvoorbeeld een nuttig boek hebt dat je voor jezelf
houdt en aan niemand laat zien, of een klasgenoot is ziek en jij laat hem je
aantekeningen van de les niet zien, moet je niet trots zijn als jij een beter
examenresultaat hebt. Op dezelfde manier is het in een competitie. Als je je
trots voelt omdat je gewonnen hebt door je tegenstander niet de kans te geven,
heb je niet beantwoord aan de geest van judo. Zover als mogelijk moet je een
tegenstander tegemoet komen en hem toestaan je waza vrij op je te proberen. Als
je niet wint door meer superieure waza te gebruiken, of door zijn waza tegen
hem te gebruiken, kun je niet zeggen dat je echt hebt gewonnen.
(Jigoro
Kano: Mind over Muscle, p.132-133)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten